De man die deze dag een nieuw wereldrecord zal lopen op de magische afstand van 42.195 meter, de Keniaan Patrick Makau, is al zeker  een kilometer of 8 of 9  onderweg als ik zelf over de start ga en begin aan een uiterst sfeervolle loop door een prachtige stad met een geweldig publiek. Oké, het weer zit helemaal mee: een lekker zonnetje, begin twintig graden Celsius, geen wind. Dan willen er wel veel mensen de straat op. En die maken zelf wat ze er zoeken te halen: een dag waarin publiek en lopers elkaar veel te bieden hebben.

We waren vrijdag al met een hele groep naar Berlijn gereisd, acht lopers en drie supporters en nog een heel klein supportertje van een paar maanden, Mateo. We hadden ons goed voorbereid, vaak alleen maar regelmatig ook in wisselende combinaties.  Twee van ons waren langere tijd geblesseerd. Frank had vanwege een typisch voetbalongelukje hooguit twee keer een stukje gelopen, en ikzelf kreeg een acute overbelasting van de achillespees. We zullen het beiden moeten hebben van onze basisconditie. Gelukkig staan we allemaal toch aan de start (daar gaat het om), zij het niet bij elkaar. Want je gaat staan in het startvak van je verwachte eindtijd. Zo wordt voorkomen dat de snelle dames en heren te lang de langzamere lopers moeten inhalen. Bouwjaargenoot Peter en ik staan helemaal achterin, in vak H. Peter omdat hij zich niet wil laten opjutten, ikzelf omdat ik, én vanwege de blessure én vanwege mijn doelstelling, rustig wil lopen. Ik wil het doen op de toeristische manier, gewapend met fototoestel.

Het leuke van dat laatste heb ik vorig jaar ervaren toe ik in Barcelona ook net terug kwam van een blessure. Ik zag hoe gezellig het achterin in, hoeveel er te zien is, welke bijzondere mensen er mee lopen, hoe ontspannen de sfeer.

Mocht mijn fysieke voorbereiding minder zijn geweest, mijn mentale geef ik in de laatste week voor de loop een boost door de aanschaf van het boek Loopgek van Wim Derksen. Ik ken hem niet persoonlijk maar zal hem ongetwijfeld ergens zijn tegengekomen. Ook hij is een ervaren marathonloper, zo blijkt uit het boek. En we zijn leeftijdgenoten, ik van ’51, hij van ’52. Hij heeft er sinds 2000 33 op zitten incl. enkele ultralopen. Zelf ben ik in 2002 gestart, Berlijn is mijn 29ste.  Maar hij heeft de K78 gelopen, een ultraloop over 78 km in Zwitserland, een loop voor de echte diehards. Dat maakt verschil. Daar gaat het boek dan ook over, over hoe hij zich voorbereidt op die loop. Ben benieuwd of ik er nog wat uit op kan pikken voor mijn eigen voorbereiding op niet meer dan dik 42 km. Ik krijg het boek in huis op de dag dat het parlementaire jargon wordt verrijkt met de uitdrukking: ‘doe toch eens normaal man!’ Een uitdrukking die blijft hangen.

Peter, Frank en ik hebben veel tijd genomen om naar de start te wandelen, de anderen gaan op de fiets. We vertrekken rond kwart voor acht en zijn er om half negen. Ruimschoots op tijd staan Peter en ik in het goede vak, tijd genoeg om foto’s te maken van fraaie uitdossingen en, staande op een vluchtheuvel, van de lange rij lopers voor me, en nog achter me. We horen de helikopters in de lucht, zien de honderden ballonnen de lucht ingaan, doen mee aan het applaus voor de verwachte sterren van deze dag: Haile Gebresalassi, Patrick Makau en Paula Redcliff, bewegen met de massa mee op muziek en popelen om te mogen vertrekken. Als we over de startstreep gaan, wensen we elkaar veel succes en laten elkaar verder met rust. We zijn echt met teveel om samen te willen lopen. Daar gaan we.

En wat is het leuk! Wat is er veel te zien, op de weg en ernaast! We komen langs allerlei fraaie gebouwen en mooie straten, we blijven echt in de stad en niet, zoals in Amsterdam, in de buitenwijken. Met hoeveel kinderen langs de kant maak ik big fives? Hoeveel mensen kan ik bedanken voor hun spontane applaus? Hoeveel fraaie uitdossingen onder andere lopers heb ik gezien? Ik zie Obelisk met een geliefde, ik zie een oude romein, gelauwerd er wel, ik zie veel  te zware mensen, supersmalle mensen, een hoogbejaarde en stijf lopende man, een drietal lopers die (naar het leek) om de kilometer hardlopen en wandelen, iemand die blind én doof is, blijkens een plakkaat op zijn rug. Voor hem uit gaat iemand op skeelers; op de rechte stukken loopt die jongen helemaal los.  (En je vraagt je dan tijdens het lopen af wat deze loper meekrijgt van de sfeer langs de weg, de lange rij van slagwerk- of gitaarbandjes en orkestjes die de lopers en het publiek vermaken, van de groep cheerleaders, van speakers die je halverwege al laten weten dat er een wereldrecord is gelopen, het is te veel om op te noemen).

Meedoen is genieten, ik houd er van. Ik houd geweldig van de opwinding vooraf, het er naar toe leven vind ik heerlijk. Maar ook nu, terwijl ik loop, geniet ik toch volop. Op ongeveer 15 kilometer kom ik Aagje, mijn trouwste supporter tegen met Noleen, de vrouw van Peter. Ik geef ze allebei drie zoenen en zeg dat ik het geweldig vind om er weer bij te zijn; en de tranen springen me bijna in de ogen.

Bij Wim Derksen kom ik maar weinig tegen van dit soort genieten. Hij ziet het wel, noemt het ook wel, maar het staat in geen verhouding tot zijn eigen duiding van genieten. En die duiding is: lijden. Hoe vaak ik niet moet lezen dat hij overal pijn heeft, dat hij kapot gaat, dat beter presteren betekent harder trainen en dat is: meer pijn lijden.

Als ikzelf train voor een marathon, dan train ik voor die uitdaging. Derksen kiest een marathon om te kunnen lijden. Omgekeerd dus, de training als doel, niet als middel. Om zijn persoonlijke record met vier minuten te verbeteren heeft hij weken, maanden van lijden over. Toegegeven, vier minuten is heel wat, zeker als je van 2.10 naar 2.06 gaat, zoals de echte toppers. Maar wat is het verschil tussen 3.20 en 3.16? Je bent en blijft een uitstekend getrainde amateur, dat zeker, maar meer ook weer niet, je hoort zelfs niet bij de subtop. Om kort te gaan, dat monomane gezeur over lijden en stukgaan, ik ben dat tijdens het lezen op een gegeven moment wel zat. Ook wil ik helemaal niet weten hoe vaak hij tijdens een marathon uit de broek moet, ook niet bij welke kilometerpaal dat was. Als hij in de week voorafgaand aan een marathon zijn keel voelt, ligt hij twee dagen op de bank. En dan dat gezeur over een heuptasje dat hij koopt om het vervolgens niet te dragen. Ik denk dan  ‘stel je niet zo aan man’ en toen: ‘doe normaal man’.

Rond de 20 km zie ik opeens Peter weer voor me, ongeveer 40 meter verderop. Het duurt zeker een kilometer of twee, drie voor ik die in hetzelfde constante tempo overbrug. Dan is er een waterpost. Peter gaat drinken, ik loop door. We passeren elkaar zonder dat hij me ziet (blijkt later). Zo gaat dat op een drukke marathon. Hoeveel mensen doen er mee? 40.000? 50.000? En wat is het allemaal perfect georganiseerd! Klasse!

Vooral achterin zie je mensen waarvan je je afvraagt hoeveel ze hebben gedaan om mee te doen. Hebben ze maanden getraind? Zijn ze toen begonnen of lopen ze al jaren kortere afstanden? Zelf loop ik al zeker 30 – 35 jaar en ik sla geen week over. Drie trainingen in de week zijn normaal, vier is ook goed, vijf is helemaal mooi maar als het er twee zijn gaat er ook niets verkeerd. Al jaren noteer ik al mijn trainingen in weekstaten zodat ik terug kan lezen hoeveel km ik in een bepaalde week liep. Lijkt me handig voor het geval je eens wilt terug blikken maar eigenlijk doe ik dat bijna nooit. Toch blijf ik noteren, elke training. Wim Derksen heeft dat ook. Hij noteert nog veel meer, doet dat in speciale computerprogramma’s, maakt overzichten, analyseert, en heeft een puntensysteem ontwikkeld voor de combi van omvang en intensiteit. Ik herken de lol ervan. Nogmaals: ik herken de lol ervan voor jezelf. Maar het gaat me echt te ver als ik lees dat hij een wandeling met zijn vrouw in de bergen opneemt in zijn schema en van punten voorziet. Ik lees het en vraag me af: heb je van je lief genoten of heb je punten verdiend? ‘Doe normaal man’ flitst het weer door mijn hoofd.

In mijn rugzakje heb ik van alles bij me: bananen, een zak krentenbollen, een halve liter sportdrank, een halve liter water, gelletjes koolhydraten, een zakje abrikozen, een zakje dubbelzoute dropjes, mijn pinpas, wat los geld om eventueel met OV naar het hotel terug te kunnen. Ik begin al tijdig met van alles te eten. Aan het begin van de rit gaat dat makkelijker dan verderop, dat weet ik. Dus neem ik na 10 km een gelletje, na 15 km een paar krentenbollen, verderop nog een banaan, later nog een keer een krentenbol, en regelmatig gelletjes nemen en drinken. Ik heb geleerd dat tijdig eten en frequent drinken goed is voor het lichaam. En dat mag best wandelend, nou ja, via power walking.

Rond 25 km herinner ik me een tip van Wim Derksen: deel het parcours in stukken in. Stukken van 5 km zijn beter te overzien dan de gedachte dat je nog 17 kilometer voor de boeg hebt. Ik vind dit een handige tip, was er zelf nog niet opgekomen maar merk tegelijk dat ik die tip vandaag helemaal niet nodig heb. Veel te gezellig om te heen. Ook na de psychologisch belangrijke drempel van 30 kilometer gaat het nog steeds lekker. Ik herinner me dat dit een punt is dat ik nog wel eens wil gaan aftellen: elke kilometer is er een. 12, 11, 10, 9, …. Maar daar heb ik vandaag geen last van. Rond 36 km besluit ik voor het eerst met laps te gaan werken: bij het bord langs de weg dat aangeeft dat je 36 km hebt gelopen druk ik op mijn loophorloge een knop in en begint mijn gps  de afgelegde meters naar het volgende bord te tellen – een leuke manier om te weten hoe ver je bent binnen een kilometer. Ik heb het niet echt nodig maar speel mijn eigen spel, maar vergeet na 37 opnieuw in te drukken. No problem.

Rond het 42 km punt gaan we de Brandenburger Tor onderdoor en moeten dan nog een stukje naar de finish. Ik weet dat je er met de Tor nog niet bent. Links en rechts tribunes. Ik neem de laatste 500 meter op mij fototoestel op de film op en hoop mijn trouwste supporter en Noleen ergens te zien. En ja hoor, daar zitten ze: vlak voor de finish op de tribune rechts. Ik zet hen op de film en hol door naar de finish en ga door naar de slurf waar je je medaille krijgt omgehangen. Ook dat zet ik op de film.

Het is niet de eerste keer dat ik fit over de finish ga. Ik beschouw dit niet als een tekort, alsof ik niet voldoende gepresteerd heb, maar juist als een winst. Hoe vaak heb ik in het verleden ’s morgen s een marathon gelopen en ‘s middags gewoon voor het eten gezorgd? Ik wil niet, zoals Derksen, aan het infuus, op de brancard of naar het ziekenhuis, omdat ik zonodig een persoonlijk record moet. De dag gaat gewoon weer verder. Ook nu.

We wandelen naar het hotel terug. Zeker drie kwartier. Overal lopers die huiswaarts keren, de een soepeler dan de ander. Ik zie uit naar de kroeg, naar een groszes Bier met elkaar op deze fantastische dag, naar een stevige hap en nog een biertje en natuurlijk naar de ervaringen van de anderen. Rond half zeven zijn we weer compleet en genieten acht lopers en drie supporters van een geweldige dag.

Het is maandagavond. We zitten in het vliegtuig terug naar Schiphol. Ik lees de laatste 20 pagina’s uit het boek van Wim Derksen, Loopgek. Hij heeft de K78 gelopen en gehaald. De avond tevoren vraagt zijn vrouw hem de codes en wachtwoorden van allerlei internetingangen. Voor het geval dat. Hij zegt dat dit hen rust geeft. Gelukkig heeft zij ze niet nodig. Zijn Arda is zijn trouwste supporter. Ook hij heeft er een. En af en toe is ze het zat, twee keer per jaar, en moet hij even voorzichtig en diplomatiek optreden. Hij is er eerlijk over en dat siert hem. Maar hij lijkt er niets van te leren. Zoals hij ook niet leert van de signalen van een vriend die hem bij herhaling vraagt waarom het zó moet. Zodra het antwoord lastig wordt roept hij dat hij niet op de divan gaat.

Hij haalt de K78. Prachtig. Een prestatie van formaat. Echt, heel knap. Geen enkele behoefte bij mij om er op af te dingen. Ik begrijp hem.

En toch, zoveel intellect (Wim is nota bene hoogleraar) en zoveel tunnelvisie (de titel is niet symbolisch meer maar een zelfdiagnose): het is een opmerkelijke combinatie.

Wat wordt onze volgende trip? We deden al Athene, Stockholm en Barcelona. Gaan we naar Praag, naar de Poolcirkel, gaan we sparen voor New York?

Of gaan we naar Etten Leur, een marathon in opkomst?

We geven onszelf tijd. De volgende bestemming moet nog groeien.

 

 

Wim Derksen, Loopgek. Marathons lopen op karakter. Uitgeverij Prometheus, Amsterdam 2011.

Share