Dat is de titel van een onlangs verschenen boek van de rechtsgeleerde Hans Nieuwenhuis. Het heeft een mooi ondertitel die echt dekt waar het over gaat: Literatuur als spiegel van het recht. Een opmerkelijke combinatie: literatuur en recht en waar die twee elkaar raken. En dat blijkt heel vaak te zijn. Genoeg voor een heel bijzonder boek
Onlangs had ik een andere, vergelijkbare leeservaring toen in het boek De logica van het moorden las van Aifric Campbell, in het Nederlands verschenen in 2009. Campbell is linguiste maar werkte ook psychotherapeute. Ze schreef een roman op basis van een werkelijk gebeurde situatie: de nooit opgehelderde moord op de taalkunde Richard Montague. De diverse achtergrond van de schrijfster, haar brede orientatie leverde in het boek een fraaie cocktail op. Iets vergelijkbaars is het geval bij Nieuwenhuizen al gaat het nu niet om een roman maar om een, tja, hoe zal ik het noemen, een essay? Een bundel opstellen? Nou, dat laatste klinkt wel erg braaf en gedateerd.
Het is niet moeilijk om op te schrijven dat Kant & Co een bijzonder boek is, zoals ik hierboven deed. Maar wat maakt dat het dat is? Ik doe een poging: het boek getuigt werkelijk van eruditie bij de schrijver: een grote belezenheid, grote kennis van de klassieken, grote kennis van het recht, een heldere schrijfstijl, zorgvuldige formuleringen zonder enige breedsprakigheid en onnodige nuancering, prachtige verbindingen tussen literaire hoogtepunten en ‘iconen’ en concrete juridische gevallen. En dat alles met een niet zwaar aangezette maar daarom niet minder effectieve theoretische onderlaag: de vraag op welk mensbeeld het recht zich beroept. Nieuwenhuis onderscheidt er drie: het theonome (de mens als beeltenis van God), het autonome (de mens is zijn eigen wetgever, Kant) of het zoonome (de mens in de ordening van de evolutie). Het klinkt allemaal nogal gewichtig als ik het zo opschrijf, maar wees gerustgesteld: bij het lezen is volkomen helder wat er wordt bedoeld en wanneer wat aan de orde is. Hij laat zien dat deze drie mensbeelden steeds terugkomen in argumentaties, van de wetgever, van de rechter. En zijn conclusie is dat er geen reden is om je te laten verleiden tot een keuze van een van de drie. De literatuur leert ons dat ze alle drie relevant zijn en interessant zijn.
Er komt veel geschiedenis in voor, en klassieke literatuur, en Shakespeare, en Multatuli, en Camus, en Hegel, en …ga zo maar door. Multatuli’s Max Havelaar wordt moeiteloos verbonden met een rechtszaak over Max Havelaar koffie, fair trade en de belangen van Douwe Egberts.
Nieuwenhuis is echt heel belezen, om jaloers op te worden! En er komen allerlei bekende arresten van de Hoge Raad voorbij over zaken die opmerkelijke overeenkomst vertonen met situatie in de literatuur. Situaties uit het contractrecht, het strafrecht, personenrecht. En hier en daar laat de schrijver ook wel duidelijk zien waar hij staat: ‘romans leren ons meer dan stelsels of voorschriften’ – een frase die meerdere keren in het boek terug komt, zoals bij een bespreking van Sophie’s Choice. Ook is hij op enkele plaatsen in heldere discussie met Victor Lamme, auteur van De vrije wil bestaat niet. Dat leidt tot een prachtige passage op pagina 93 waarin hij de overtuigingskracht van Sofokles plaatst tegenover die van Lamme. Het is duidelijk waar zijn voorkeur ligt.
Maar het knapste van dit boek is misschien wel het vermogen van de schrijver om rechtstreeks naar essenties te gaan en daar bij te blijven. Hij is feilloos in staat om de kern van een zaak direct te benoemen, zonder omhaal van woorden, heel nauwkeurig. Ik weet niet hoe ik het anders moet uitdrukken. Ik vind het echt knap en heb er van genoten. En ben vol bewondering!