Waarom de democratie de geesteswetenschappen nodig heeft. Geschreven door Martha Nussbaum.
Ik las erover in Trouw en zag het staan in de boekhandel. Martha Nussbaum, een gezaghebbend denker en schrijfster, eredoctor in Utrecht en Leuven, een bekende naam – maakt nieuwsgierig. Aantrekkelijke, intrigerende titel in tijden waarin het tegengestelde de dominante gedachte is op alle terreinen van het leven: de economie, de politiek, het onderwijs, de gezondheidszorg zelfs. We leven immers in tijden van ranking, van benchmarks, van afrekenen en van jezelf moeten bewijzen. In zulke tijden is de titel zelf al een tegengeluid.
Nussbaum noemt haar boek een pamflet, en dat is het ook wel, alleen een beetje royaal uitgevallen (ca. 190 pagina’s), meer dan een stenciltje zullen we maar zeggen. Wel een pamflet dus, of een essay, geen breed empirisch onderbouwd verhaal of strakke wetenschappelijke verhandeling. Grootse gedachten dat wel met voorbeelden uit de werkelijkheid die grotendeels ontleend zijn aan de situatie in de Verenigde Staten en India, met hier en daar een uitstapje naar Groot Brittannië.
Nussbaum maakt zich grote zorgen over het intellectuele klimaat dat steeds nadrukkelijk kiest voor onderwijs dat bijdraagt aan de economie en nationale ontwikkeling, ook in de grote democratieën. Kiest voor onderwijs dus met een beperkte doelomschrijving en daarmee met een beperkte inhoud en didactiek. Terwijl, en dat is kern in haar redenering, diezelfde democratieën om te blijven voortbestaan als democratie juist iets anders nodig hebben, andere waarden en opvoedingsdoelen zoals kritische zin, argumentatieleer, onafhankelijke oordeelsvorming, redeneerkunst, logica.
Nussbaum voert een hartstochtelijk pleidooi voor de ‘liberal arts’ zoals ze in de VS heten, bij ons meer bekend als de humaniora maar zij breidt die wel uit met eigentijdse onderwerpen/vakken als vrouwenstudies en wereldgodsdiensten – vakken die blikverruimend zijn en de student leren zich te verplaatsen in andere posities. Bij de humaniora gaat het niet alleen om een breed vakkenpakket, het gaat ook om de manier waarop die vakken aan de orde komen. Niet als droge feitjes die zijn te toetsen met een digitale multiple choicetest, maar als vormende vakken die het kritische denken bevorderen. Anders dan in Nederland krijgen studenten in het hoger onderwijs in de VS eerst een breed scala van vakken de liberal arts) waarna ze zich pas gaan specialiseren in een bepaald vak.
Nussbaum laat zich inspireren door vernieuwers als Socrates, Tagore, Pestalozzi en Dewey die het meer van hun opvattingen moeten hebben dan, bij enkelen van hen, van het succes van hun onderneming. Los daarvan, Nussbaum leunt wel erg op deze namen – het lijkt alsof er daarna niets verstandigs meer is gezegd of gedaan. En precies hier beginnen mijn aarzelingen bij dit boek.
Hoe dierbaar haar pleidooi mij ook is, hoe verstandig haar waarschuwende woorden, het komt toch allemaal over als wat losgezongen van de realiteit, grotendeels gebaseerd of een intellectueel erfgoed van enige decennia terug zonder heldere referenties naar de feitelijkheid van nu. Zij bestrijdt intuïtief een gevaarlijk fantoom met middelen die er op zich toe doen maar dan wel graag in een verpakking waarin ze nu al hun weg gevonden hebben in de realiteit. Af en toe laat Nussbaum ook wel blijken daar oog voor te hebben, zoals haar opmerking over de uitbreiding van het vak filosofie in het onderwijs. Maar toch.
Misschien doen we het hier allemaal anders dan in de VS, maar je zou denken: loop eens een dag mee op een school voor voortgezet onderwijs en je ziet er mondige leerlingen, die gewend zijn om te presenteren, werkstukken te maken, te onderhandelen, te argumenteren, te reageren op de wereld. Leerlingen die op Twitter en elders discussiëren, die opgroeien in een multiculturele samenleving en daar op school veel over tot zich krijgen. Kortom, af en toe dacht ik: ik welke tijd leeft u, mevrouw Nussbaum? Soms dacht ik aan de jaren zestig, soms plaatste ik haar ergens in een sloppenwijk in Calcutta maar nimmer in de binnenstad van Rotterdam, op de Veluwe of in Noord Groningen.
Een dierbare boodschap heeft ze, maar in een wel erg onherkenbare verpakking. Daardoor leek haar pamflet op een gevecht tegen windmolens. En we mogen hopen dat dat zo blijft en dat haar verhaal en haar zorgen de komende jaren niet ook herkenbaar worden voor de situatie in ons land. Want je weet maar nooit. En ze heeft (zoals dat tegenwoordig heet) wel een punt. In de kringen van de politiek worden onze universiteiten steeds meer bevraagd op hun directe nut voor de economie. Let op het woord valorisatie . Zodra je dat hoort is er reden om alert te zijn. Zie de prachtige oratie van Wil Derkse, vorig jaar aan de Open Universiteit. Derkse laat zien waar het om hoort te gaan en waar het steeds meer om lijkt te gaan. En dat ziet er niet goed uit.
Trackbacks/Pingbacks