Toen we onlangs een paar weken in Nepal waren, viel ons op hoe de bewoners daar anders omgaan met tijd dan wij. De dag begint er vroeg (rond 5 uur is er al volop leven) en eindigt op tijd (in sommige steden zijn restaurants om 20.00 uur dicht). Maar wat vooral opviel was de relaxte omgang met tijd. Een groot contrast met wat we hier aantreffen en waar we zelf aan meedoen!

Onze kinderen zijn al enige jaren allemaal de deur uit. We zouden het een stuk minder druk moeten hebben dan toen ze allemaal nog naar school gingen. Toch lijkt dit niet het geval en blikken we af en toe met enige verbazing terug op een tijd waarin we met en zonder het gezin heel veel deden. We leefden toen in een vrij strak dagelijks ritme – dat zal zeker meegeholpen hebben. Oké, we worden wel ouder, maar toch. Wat is er met de tijd gebeurd?

Koen Haegens, redacteur van De Groene Amsterdammer schreef onlangs een lekker leesbaar bok over deze vraag, Neem de tijd. Wat maakt dat we ons gehaast voelen en permanent leven in een sfeer van druk, druk, druk. Is dat slechts beleving die we elkaar aanpraten of is er ook echt iets veranderd? En doen we zelf iets fout, zijn we zelf de oorzaak van dit gevoel of zit er ook iets in de tijdgeest, de omstandigheden waarin we leven en waar we maar moeilijk invloed op hebben? Rode draad in de zoektocht naar goede antwoorden is de gedachte dat tijd ons op allerlei manieren ontstolen wordt.

Inderdaad, op allerlei manieren. Waar enige decennia geleden nog volop sprake was van een strikte scheiding tussen werk en privé is dat er nu qua tijd niet meer. Ook is er sprake van allerlei versnellingen: meer in minder tijd, multitasking, internetten en je lunch opeten tegelijk, telefoneren en van huis naar je werk fietsen tegelijk, het verleggen van activiteiten die eerst tot je werk hoorden en nu tot je privé verantwoordelijkheid horen, zoals jezelf ontwikkelen, de internalisering van de prikklok: eerst nog een ponskaart, nu een persoonlijke target, het afwerpen van allerlei ritmes en vaste tijdschemata. En het opvallende is dat je historisch zou kunnen beargumenteren dat de generatie die zo gevochten heeft voor vrijheid deze nieuwe vormen van knechtingen over zichzelf heeft afgeroepen.

Haegens noemt het neoliberalisme als een van de invloedrijkste bewegingen op de verandering van de tijdsbeleving. Ook het (politieke en het financieel economische) denken over de toekomst confronteert ons bijna dagelijks met de gedachte dat ook ons pension niet langer vaststaat – je zou het, kras uitgedrukt, kunnen omschrijven als dat onze toekomst ons nu al onstolen wordt. Waar de vorige generatie zeker wist dat na 65 het werken voorbij was en de omvang van het pensioen duidelijk, op dit moment zijn beiden hoogst onzeker geworden.

Haegens is nuchter genoeg om zich te realiseren dat het moeilijk is om je te verzetten tegen allerlei ontwikkelingen die je meesleuren in deze trends. Soms verzetten we ons, bijna onbewust, zoals wanneer we blijven stilstaan op de roltrap terwijl die toch als tempoversneller bedoeld was. Niet meegaan in de tempoversnellingen veronderstelt een andere levensstijl, een van: minder willen, minder nodig willen hebben, beperking van het gebruik van social media, minder werken, dat soort dingen.

Op 26 juli 1830 stuurden de Fransen hun koning naar huis. De revolutie brak uit. Een van de eerste dingen die de revolutionairen deden was: het kapot schieten van alle klokken op torens. Zo nam men het heft in eigen hand en zette men ook de tijd stil. Voor Haegens die met deze anekdote zijn boek besluit, een inspirerende gedachte.

Share