Het was in het najaar van 2008 dat het gesprek over de menselijke maat in het onderwijs zijn hoogtepunt beleefde. Er werd kort na de zomer van dat jaar over gesproken in de Tweede Kamer en toenmalig minister Plasterk en zijn beide staatssecretarissen reageerden binnen enkele maanden met een duidelijke brief over dit onderwerp. De discussie bloedde dood nadat ‘het probleem’ was weggezet door de instelling van een stevige commissie: de commissie fusietoets.
Niet dat deze commissie in bestaande situaties ingrijpt, de toets betreft (mogelijk) toekomstige situaties. Voor bestaande ongewenste situaties zijn andere ingrepen nodig, zoals de aanstelling van een defuseringsmanager, denk aan Amarantis.
De sector onderwijs is niet de enige sector die met schaalproblemen heeft te maken. Ook in andere sectoren speelt de vraag naar de menselijke maat. Daarom werd mijn aandacht getrokken door de titel van een onlangs verschenen boek van Peter van den Boom en Rob Vinke, met als titel Kleefstof van de menselijke maat. Een nieuw perspectief voor het ontwikkelen van effectieve organisaties.
De auteurs zijn op zoek naar mogelijkheden om de menselijke maat nieuwe kansen te geven in arbeidsorganisaties (ze spreken van ‘werkbestaan’). Zij constateren een sterk gerationaliseerde cultuur waarin mensen op zichzelf teruggeworpen zijn en daarbij volop het hedonistische pad zijn ingeslagen. Een inmiddels ruime traditie van managementmodes heeft ertoe geleid dat velen de binding met het bedrijf hebben verloren en zich niet langer deel voelen van een gemeenschap die op basis van een set van kernwaarden tot reflectieve participatie uitnodigt. De MBA-disease heeft als een zich snel verspreidend virus organisaties doen verworden tot instrumenten voor korte-termijn winst. De factor arbeid is daarin geheel instrumenteel geworden.
Tegenover deze verwording vragen zij aandacht voor een lange-termijn perspectief en een stijl van leidinggeven dit uitnodigt tot in volle verantwoordelijkheid en geheel verbonden, te participeren.
Zij spreken in termen van waarden en geven er zes:
– De menselijke waardigheid bevorderen
– De eigen verantwoordelijkheid kunnen uitoefenen
– Verbinding kunnen leggen met anderen
– Ruimte voor persoonlijke ontwikkeling
– Zingeving hoort erbij
– Reflectie op jezelf, op anderen, op de wereld om je heen.
Iedere organisatie heeft kernwaarden – je komt ze snel op het spoor door de biografie van de organisatie in beeld te brengen. Kernwaarden horen bij een organisatie, ze hebben hun stempel op de cultuur gezet. Daarom is het een illusie om te willen managen op cultuur. Beter is het om de kernwaarden te doen opleven, het gesprek erover te bevorderen en het leven naar de kernwaarden te voeden. Organisaties waarin kernwaarden voluit tot wasdom mogen komen, hebben aandacht voor de menselijke maat.
Interveniëren in je organisatie om deze dichter te brengen bij een reflectieve werkgemeenschap die gestoeld is op de menselijke maat, doe je langs de volgende weg:
- Aandacht geven
- Actie ondernemen
- Appreciatie van wat goed is
- Aanspreken van het ongepaste
- Afbakenen van grenzen
- Afdammen van wat destructief is
- Afspraken maken
En dat alles volgens de drie C’s: continu, consistent en op een coachende wijze (pag. 119).
Tot zover een korte indicatie van hun hoopvolle beeld van een organisatie die gestoeld is op de menselijke maat. Ik wil dit graag beamen en positief waarderen. Het is immers lastig om precies te benoemen wat je mist en hun poging daartoe is alleszins de moeite waard.
Dat neemt niet weg dat er wel het een en ander is aan te merken op dit boek. Ik noem drie punten.
Het eerste betreft de historische analyse en de quasi filosofische duiding van het moderne wereldbeeld. Ik kreeg er af en toe flink de kriebels van. De auteurs gebruiken veelvuldig grote woorden waarvan ze de betekenis geloof ik niet goed kennen. En van postmodernisme lijken ze niet gehoord te hebben terwijl ze het weer wel hebben over De Grote Verhalen.
Het tweede betreft het gekunstelde contrast dat ze creëren tussen wat ze graag willen en wat ze zeggen feitelijk aan te treffen. Nou, wat ze feitelijk aantreffen beschrijven ze als een soort karikatuur van de Tayloriaanse organisatie, geleid door op het grote geld beluste inhalers met onder zich dictatoriale managers. Zo’n contrast heb je niet nodig om je eigen beeld goed neer te zetten.
Het derde betreft het globale, abstracte karakter van hun ‘organisatie’. Nergens wordt dat een levend bedrijf, een instelling van mensen. Nergens een praktisch voorbeeld of een mooie illustratie aan de hand van een ziekenhuis, een school, een fabriek, een dienstverlenende organisatie. Nergens een toets of het wel klopt, dat zwarte beeld dat ze neerzetten van onze huidige tijd.
Door deze drie, mijns inziens missers, vond ik het erg moeilijk om me al lezende met dit boek te verbinden. En dat vond ik tegelijk ook weer jammer want hun goede intenties zijn buiten kijf.
Het boek is uitgegeven bij Van Gorcum in Assen.
Lao Tze zei al: maak een oneindige wens én loop niet weg van de realiteit. Ik begrijp dat Peter van den Boom en Rob Vinke bij die oude wijsheid te kort hebben stil gestaan.