Het is al weer van een paar jaar terug, dit boek van Jos Kessels. Ik bezag het boek opnieuw en las terug wat ik er eerder over schreef. Een boek met een spannende titel waarin wordt aangetoond dat inzichten van onze oudste filosofen, zoals Socrates, Plato en Aristoteles, ook in onze tijd heel nuttig kunnen zijn. Bijvoorbeeld om bestuurlijke of organisatievraagstukken verder te brengen. Ik schrijf bewust ‘verder te brengen’ en niet ‘op te lossen’ want De jacht op een idee laat ook zien dat de jager soms zonder prooi huiswaarts moet keren.

Schrijver Jos Kessels is een grote fan van Socrates, de Griekse filosoof wiens opvattingen en werkwijzen ons zijn nagelaten door zijn leerling Plato. Socrates moeten we ons voorstellen als een wijze man die in het openbaar, met mensen op straat diepgaande gesprekken voerde en daarbij onorthodoxe manieren hanteerde. Hij maakte er een sport van om zijn gesprekspartners niet te laten ontsnappen via simpele vluchtroutes maar bleef doorvragen. Hij was niet tevreden met simpele, goedvallende oplossingen en stopte niet voordat hij alle kanten van een zaak bekeken had en bij de kern ervan was gekomen; voorbeeld van zo’n kern is dan de vraag ‘wat is rechtvaardigheid’.

Rond die kern, de essentie van een zaak, bouwde Plato zijn Ideeënleer, zijn wereld van ideale vormen waarvan alles in onze werkelijkheid veelvormige afleidingen zijn. Kessels besteedt veel aandacht in zijn boek aan de betekenis van een idee – idee in de zin van ‘de idee’ van iets en dus niet van zoiets als ‘een leuk ideetje’. Voor Kessels is de idee van iets in feite het antwoord op de vraag ‘waarom is het te doen?’ Een idee is niet iets wat zomaar in je opkomt, het moet worden gevonden – want het was er al voor het werd gezocht en gevonden. Als het verschil tussen iets uitvinden en iets ontdekken. Een idee wordt ontdekt en de tocht er naar toe kan soms behoorlijk lastig zijn. De essentie van iets op het spoor komen, antwoord krijgen op de vraag ‘waarom is het te doen’ vereist geduldige oefening en methodisch nadenken over het probleem dat voorligt. ‘Geduldig’ omdat de onderzoeker niet tevreden is met het eerste het beste antwoord. ‘Methodisch’ omdat de speurtocht naar de idee niet een route in het wilde weg is maar verloopt langs een zorgvuldig opgebouwde procedure. Ook die methode wordt ons aangereikt door de antieke filosofen. Kessels bedient de lezer op voorbeeldige wijze door deze technische zaken op een aantrekkelijke en herkenbare manier te beschrijven. Het mooie van de klassieke methodes is dat ze de jager op een idee zelf niet buiten beeld laten – integendeel, die is volop in beeld. Niet iedereen zal daar aan willen. Dat blijkt ook wel uit het mooie praktijkvoorbeeld dat uitgebreid beschreven wordt: de oplossing van een belangenafweging tussen vogelbeheer enerzijds en industriële ontwikkeling anderzijds. Dan blijkt het niet mee te vallen om het niveau van de bestuurlijke gemeenplaatsen te overstijgen en door te stoten naar de passie van iemand of de kern van de zaak. Interessant is om te lezen hoe Kessels de denkbeweging in een grote groep mensen aan de gang houdt, hen bij de les houdt en uitdaagt om via omwegen nieuwe inzichten te laten ontstaan. Jos Kessels aarzelt niet om zichzelf als illustratie neer te zetten van de zoekende jager.

Het boek bevat veel mooie, voor mij nieuwe woorden die helemaal passen bij de betekenis van de idee. Ik noem er een paar: het ontdooien van bevroren denkbeelden, ontstroeven, terug-denken, idee-herinnering, appèlbesef, hittepunten, actieve inertie. Mooi is ook de definitie van leiderschap: ‘bezetten met betekenis’.

Jos Kessels is samen met Erik Boers het leidende duo van Het Nieuwe Trivium, een scholingsinstituut dat zich beijvert voor hergebruik van de klassieke filosofische methoden uit de grammatica, dialectica en rhetorica.

Jos Kessels, De jacht op een idee. Visie, strategie, filosofie. Uitgeverij Boom, Amsterdam 2009, ISBN 978 90 8506 679 8.

Share