In de week van kerst en jaarwisseling las ik met veel plezier het boek Met andere ogen. Manieren om meer waar te nemen van Alexandra Horowitz. In dit boek beschrijft Horowitz dertien wandelingen die zij maakte, voornamelijk in New York waar zij woont. In elke wandeling loopt zij mee met een deskundige op een bepaald gebied en registreert zij wat deze deskundige ziet en vertelt. Het levert een interessant palet van waarnemingen op die tot nadenken stemt. Wat zie ik zelf eigenlijk tijdens al mijn loopjes door en rond mijn dorp? Ja, ik let op vogels en geniet van mooie scores. Maar na lezing van Horowitz blijk ik heel wat te missen!

Alexandra Horowitz woont in New York, is hondenkenner en –bezitter. Ze is gewend aan haar dagelijkse wandelingen met de hond, naast haar hardlooprondjes die zo ook maakt. Het viel haar op dat ze vaak weer terug was zonder echt iets gezien te hebben. Ze liep zonder enige aandacht voor haar omgeving en dat ging haar extra fascineren toen ze besloot om haar hond de regie te geven over de route. De hond reageert niet visueel maar gaat helemaal op zijn reukvermogen af. En dat leidde dus tot andere tochten. Het stimuleerde Horowitz tot vernieuwde aandacht voor haar omgeving. Eenmaal gefascineerd door het begrip aandacht besloot ze met allerlei deskundigen op een bepaald gebied op pad te gaan. Ze veronderstelde dat elke deskundigheid zo zijn eigen manier van kijken met zich meebrengt. Dat bleek te kloppen.

De eerste wandeling die ze beschrijft maakte ze alleen, bij wijze van 0-meting. Nou, dat woord is niet slecht gekozen want haar waarneming bleek beperkt, zeker toen ze met anderen meeliep. Als eerste ging ze met een kind, haar eigen zoontje. Ver kwamen ze niet maar ze leerde door hem wel veel over de vormenrijkdom in de directe omgeving van haar woning. Vervolgens gaat ze op stap met een geoloog, een veldbioloog, een bioloog met kennis van wilde dieren (in de stad ja: waar zitten niet al wasberen!), een illustrator en ‘oppotter’, iemand die stedelijke ruimte inricht, een blinde, een typograaf, en ga zo maar door.

Het levert stuk voor stuk mooie verslagen op waarbij Horowitz een prettige balans weet te vinden tussen allerlei feitjes en inzichten vanuit wetenschappelijke disciplines enerzijds en een verhalende benadering (het blijven wel echte wandelingen) anderzijds.

Ik moest al lezend regelmatig denken aan het boek dat ik in 1990 las van William Calvin, De rivier die tegen de berg opstroomt. Hierin maakt een groep neurobiologen in een rubberboot een tocht van twee weken door de Grand Canyon. Deze tocht vormt de entourage voor een exposé over de ontwikkeling van de mens, met name de hersenontwikkeling. Een beetje vergelijkbaar met het oudere Zen en de kunst van het motoronderhoud van Robert Pirsig waarin de grondbeginselen van de filosofie op een mooie manier verpakt zijn. Maar er is wel een verschil. Bij Horowitz staat niet één discipline centraal maar komt er een hele rij langs, minder diepgaand. Dat beviel me wel, die voorrang voor diversiteit.

Het leuke van deze benadering is dat de diversiteit in deskundigen ook voor jou als lezer verscheidenheid aan blikrichtingen oplevert. En aan nieuwe woorden! Ik noem er een paar:

Synesthesie. Ik kende het woord nog van de middelbare school, uit de befaamde Literaire Kunst van Lodewick. Dichters maken graag gebruik van synesthesie: de verbinding van twee zintuigen in een nieuwe combinatie zoals ‘schreeuwende kleuren’ (gehoor en gezicht), ‘een zingend vuur’ en de zin van Pierre Kemp (wie kent hem nog??) ‘Het klinkt zo groen in de lentestruiken’.

Bij Horowitz gaat het niet om de poetische gebruikswijze maar om een bredere, biologische betekenis: de manier waarop informatie wordt verwerkt – die is bij kinderen anders dan bij volwassenen. Horowitz geeft een voorbeeld dat ik als opa goed herken: als ik bij mijn kleinzoon kom begint hij met zijn beentjes te trappelen. De visuele informatie (een naderende opa) wordt niet alleen verwerkt in de visuele schors maar ook in de motorische schors. Bij kinderen is dat nog niet gescheiden, bij de meeste volwassenen wel.

Zoekbeeld. Een vondst van de Nederlandse bioloog Luuk Tinbergen (de broer van) om te benoemen dat dieren die op zoek zijn naar een bepaalde prooi daar ook heel specifiek naar kunnen zoeken. Noem het een vorm van focussen. Oliver Sacks liet later zien dat dit bij mensen niet anders werkt. Horowitz geeft als voorbeeld: je zoekt de autosleutels. Dan focus je op dat beeld.

Trottoirdansen. Ga op een zaterdagmiddag naar de Kalverstraat en observeer de stromen mensen die op een neer gaan. Dat gebeurt volgens bepaalde wetmatigheden. Ook afwijkingen voltrekken zich gewoonlijk volgens wetmatigheden (het wegstappen). Eigenlijk neemt iedere voetganger drie regels in acht: (1) je moet voorkomen dat je tegen een ander aanbotst; iedereen moet de beweging maken die voor ieder ander ook verstandig zijn. (2) volg degene voor je en doe net zo en (3) houd gelijke tred met je buren. (Spreeuwen doen dit door allemaal even hard te vliegen, 36 km/uur). Helaas is er de laatste jaren een spelbreker en dat is de loper die tegelijkertijd loopt te bellen. Die houdt zich niet aan deze regels en dat levert dus stootpartijen op.

Kinetisch geheugen. Ook wel spiergeheugen genoemd – een verwijzing naar een zintuig in je lichaam dat bijhoudt waar je ledematen zich in de ruimte bevinden. Zo vind je dus ’s nachts in het donker je weg door je huis, gewoon, omdat je de afstanden die je niet kunt zien wel kunt waarnemen via dit geheugen. Horowitz bespreekt dit in verband met een wandeling met een blinde dame. Dit is bijvoorbeeld erg gericht op geluiden en de weerkaatsing ervan.


Laatste dan: cocktailpartyfenomeen. Hoe komt het dat je toch degene die tegenover je staat (of verder weg) kunt verstaan in de kakofonie van klanken om je heen?


Ja, het was dus leuk om dit allemaal te lezen. En ook leerzaam.

Share