Het is hier al vaker aan de orde geweest: taal doet ertoe. In deze column opnieuw veel aandacht voor taal, of beter: voor de werking van taal op relaties tussen mensen die allen voor dezelfde zaak staan en voor dezelfde zaak gaan: goed onderwijs. Soms gaan dingen niet vanzelf.

Twee rijtjes

Rijtje woorden 1: Governance, transparantie, horizontale verantwoording, accountability, coöptatie, code, aanspreekbaarheid, responsabiliteit, one tier, two tier, compliance, rolvastheid, toezicht, besturing, stakeholders, trust, confidence, dashboard, kritische prestatie-indicator, en zo voorts.

Rijtje woorden 2: Opbrengsten, feedback, toets, analyse, rendement, didactiek, bevordering, determinatie, rtti, de vijf rollen van de docent, pedagogisch klimaat, examenresultaten, schooladvies, ononderbroken ontwikkelingsgang, hoofd hart en handen, zingeving, differentiatie, leerbehoefte, gepersonaliseerd leren, interne begeleider, mentoraat, en zo voorts.

Taalregisters

Woorden zijn (eenheden van) combinaties van letters (geschreven) en klanken (gesproken) met een betekenis. In ons woordenboek rangschikken we woorden gewoonlijk op alfabetische volgorde vanaf de beginletter (maar omgekeerd, retrograde kan ook).

In ons actieve spreken en schrijven hanteren we een ander gebruik van woorden. Dan maken we van woorden gebruik vanuit hun betekenis. Woorden ontlenen hun pragmatische betekenis aan hun relatie met andere woorden. Die relatie is meestal zowel semantisch als syntactisch; de plaats van woorden in een zin doet er in het Nederlands toe; in het Latijn geldt dat een stuk minder, daar is niet de plaats maar de woordvorm bepalend.

Woorden figureren in communicatieve uitingen altijd in de context van andere woorden die mede hun betekenis bepalen. Het woord ‘code’ in het bovenstaande eerste rijtje betekent iets anders dan ‘code’ in de betekenis van geheimschrift. Het eerste gebruik verwijst naar ‘herkenbaarheid’, het tweede gebruik verwijst juist naar het tegendeel, naar ‘verbergen’. Los van eventuele etymologische aspecten is dit verschil onmiddellijk duidelijk vanuit omliggende woorden.

Je zou het ook andere kunnen zeggen: woorden horen semantisch gezien thuis in bepaalde groepen, in taalregisters, of, simpelweg in een bepaald laadje. Denk maar aan vakjargon. Onder 1 en 2 zijn woorden opgesomd die allemaal uit het ladekastje ‘onderwijs’ komen, maar in dat kastje wel in onderscheiden lades zitten. Dat is al lastig genoeg: het zijn, hoewel uit hetzelfde domein aanwezig, twee taalregisters die ondanks dat twee onderscheiden werelden (lijken te) representeren.

Vragen helpt

Woorden die in een bepaald laadje bij elkaar zitten, hebben de neiging vooral naar elkaar te verwijzen. (Ze vormen niet voor niets een groep, toch?). Noem het: zelfreferentieel taalgebruik; de woorden cirkelen dan om elkaar heen. Vaak is dit het gevolg van een onheldere verwijzing naar de werkelijkheid waarnaar de woorden geacht worden te verwijzen. Onheldere verwijzingen komen veel voor. Ik geef een voorbeeld. Iedereen die het woord ‘transparant’ binnen het eerstgenoemde taalregister (governance) gebruikt, heeft daar ongetwijfeld een voorstelling bij maar het is nagenoeg zeker dat deze voorstelling hoogst persoonlijk is. Bovendien, we kunnen niet in het hoofd van een ander kijken om te zien of diens voorstelling overeenkomt met de onze. Inderdaad, het is niet anders. Vragen, checken wil nog wel eens helpen.

Doen alsof

Erg is dit allemaal niet. Soms realiseren we ons dat we al sprekend met elkaar een taalspel beoefenen dat maar heel beperkt aansluit bij de werkelijkheid waarnaar dat taalspel geacht wordt te verwijzen. We weten dan drommels goed dat we maar ‘doen alsof’. Hoe kunnen we immers anders? Soms wordt het ons zelf ook allemaal wat te gortig en horen we politici spreken over symboolwetgeving: wetgeving die niet bedoeld is om de werkelijkheid waarnaar de wet verwijst te veranderen maar om de partijen die om die wetgeving vragen, tevreden te stellen. Dat is gewoon een andere doelstelling die zich geheel en alleen op het niveau van de taal afspeelt. De enige werkelijkheid die door een symboolwet verandert, is die van de relatie tussen de gesprekspartners. We doen dus alsof en we weten het.

Meestal laten we dat ‘alsof’ maar onbesproken, negeren we het en doen we alsof we het over echte dingen hebben zoals over ‘uitdagende strategische doelen die we zo SMART mogelijk proberen te definiëren’. En laten we eerlijk zijn, waar blijven we als we dit niet doen? We weten dat we ons met taal op drijfzand bevinden maar we hebben geen keus, dus val ons dan ook niet lastig.

Een sprong maken

Het wordt nog ingewikkelder als woorden uit een laadje in de ene kast overgeheveld worden naar een laadje in een andere kast. Dat kan gebeuren en het gebeurt ook vaak. Opvallend vaak zelfs. Soms gebeurt het expres (in de situatie van metaforen bijvoorbeeld), soms gebeurt het per ongeluk. Nou ja, per ongeluk – het kan ook gewoon gebrek aan onderscheidingsvermogen zijn. Sommige scholen ( toch instituten in de eerbiedwaardige traditie van instituties die onze samenleving reeds eeuwen koestert om haar nieuwe generatie veelzijdig op te voeden, te vormen en te onderwijzen tot verantwoordelijke deelnemers aan en voortzetters van die samenleving), sommige scholen dus zien ouders als ‘klanten’, of ‘leveranciers’. We woorden ‘klanten’ en ‘leveranciers’ zijn niet woorden die per traditie hun vaste plek hebben in het ladekastje ‘onderwijs’. Als deze woorden gebruikt worden als bewust gekozen metaforen om iets duidelijk te maken dan is dat anders dan wanneer scholen leerlingen en ouders echt gaan zien als ‘klanten’. Je kunt er dan pof op zeggen dat met dat overhevelen van het woord ‘klant’ uit het kastje ‘economie’ naar het kastje ‘onderwijs’ meteen ook andere woorden worden meegenomen. Je bent dan niet ver meer weg van de overgang ‘je zou een school kunnen vergelijken met een bedrijf’ naar ‘een school is gewoon een bedrijf met klanten’. De taal verliest dan haar metaforisch karakter; het ‘als het ware’ wordt ‘het is’. Onderwijs en opvoeding verkeren dan semantisch van ‘transformatie’ (verandering) in ‘transactie’ (ruil). Een essentiële sprong, lijkt me. Taal doet ertoe.

Terzijde, ook veel ouders drukken zich uit in het taalregister waarin sprake is van ‘transactie’. Maar dat hoeft voor de school nog geen reden te zijn om de essentie van haar bestaan te verloochenen. Scholen hebben een opvoedende taak en (helaas) zijn soms ook ouders opvoedelingen. Geen ontkomen aan.

Een paar opmerkelijke zaken

Het is een ervaring van velen dat mensen die vooral woorden uit de eerste rij (governance) gebruiken en mensen die voornamelijk woorden uit de tweede rij gebruiken (primair proces), elkaar maar moeilijk verstaan. Beide taalregisters lijken elkaar in de weg te staan, elkaar niet te raken, twee werkelijkheden te representeren. Het lijkt er soms zelfs op dat ze keihard met elkaar concurreren of strijden om de voorrangspositie. Zo voelen de sprekers van die groepen dat tenminste.

Er is nog iets opmerkelijks. De mensen die de woorden uit de eerste rij gebruiken zijn ook verantwoordelijk voor wat er in de tweede rij gebeurt. Omgekeerd is dit niet of minder het geval.

De mensen die de woorden uit de eerste rij gebruiken, worden daarmee geacht te begrijpen wat er door de sprekers van de woorden uit de tweede rij precies wordt bedoeld. Omgekeerd is ook dit niet of minder het geval.

Mensen en mensen

Ik ken mensen die er last van hebben dat collega’s die voorheen met hen samenwerkten in het tweede taalregister en die nu als gevolg van een functiewisseling (‘promotie’) vooral sprekers zijn geworden van het eerste taalregister, dat die oud collega’s dus niet langer meer begrijpen waar de woorden in het tweede taalregister naar verwijzen. Terwijl ze toch geacht worden er, als verantwoordelijken, een oordeel over uit te spreken. Ja, het komt voor.

Ik ken ook mensen met wie het aangenaam converseren is in de taal van het eerste woordenlijstje maar die ook moeiteloos het gesprek aangaan met mensen die ondergedompeld zijn in het tweede taalregister. Sterker nog, het zijn geloof ik, mensen die het eerste taalregister er voor lief bijnemen om des te beter de mensen uit het tweede taalregister te kunnen ‘faciliteren’ (woord uit eerste taalregister). Ik noem hen echte topatleten. Of zijn het duivelskunstenaars?

 

Share