De Indische roman – ik ben nog van de generatie dat je er tenminste een van op je lijst voor je middelbare schoolexamen had staan. De tijd van de Nederlandse koloniën, de wereld van residenten en gouverneurs. Natuurlijk, de magistrale Max Havelaar van Multatuli, prachtig ontleed door A.L. Sὃteman (een verplicht nummer in mijn eerste jaar studie Nederlands), De stille plantage van Albert Helman (ik zat op de middelbare school naast diens neefje), Rubber van Szekely-Lulofs… ga zo maar door. Wie kent ze nog?
Als je plantages alleen kent van de negentiende en begin twintigste eeuwse literatuur is het fascinerend om te zien hoe zo’n plantage er uitziet. Natuurlijk in het heden – hoe kan het anders, maar toch. We bezochten de grote theeplantage van het merk BOH en zagen hoe tegen de heuvels van Cameron Highlands in het noordelijke deel van Maleisië theebaden werden geoogst die vervolgens in de fabriek achtereenvolgens werden gerold, gefermenteerd, gedroogd, geselecteerd op grootte en verpakt. Het bedrijf beheert er drie plantages, in totaal 1000 ha! Het zijn ook nu gemeenschappen op zich, met een eigen school, een eigen winkel, een eigen sportveldje, eigen hindoetempel, eigen moskee, eigen kerk,… dat wel, maar armoedig is het ook. Dat blijft.
Onze gids vertelde dat theebladen alleen nog op Sri Lanka worden geplukt (de Ceylon thee) maar overal elders machinaal worden geoogst. In Maleisië gebeurt dat door mensen uit Bangladesh, India en Nepal. Gastarbeiders dus omdat de autochtonen kiezen voor andere beroepen, zeker nu Maleisië enorme stappen heeft gezet in de industriële- en dienstenwereld.
Hetzelfde verhaal kregen we van de taxichauffeur die ons van Tana Rata naar Terengganu bracht, een rit van 5,5 uur grotendeels door uitgestrekte olieplantages.
Arbeidsmigratie – het is van alle tijden en alle continenten