Een lange zomervakantie biedt veel gelegenheid tot lezen. Al eerder schreef ik een blog waarin ik enkele romans besprak. In dit blog een rondgang door de zomerbibliotheek. Ik bespreek de boeken niet in de volgorde waarin ik ze las – ik heb ze geordend naar genre. Scherp zijn de grenzen tussen de genres niet altijd – sterker, soms zag ik verbanden of overeenkomsten dwars door de genres heen.
Nederlandse literatuur
Na de romans van Wanda Reisel (Liefde tussen 5 en 7) en Stefan Hertmans (Oorlog en terpentijn) las ik ook onder meer Dit zijn de namen van Tommy Wieringa, De IJsmakers van Ernest van der Kwast en Gelukkige slaven van Tom Lanoye.
De IJsmakers is een heerlijke roman – dat allereerst, maar daarnaast toch ook een mooi document waarin de lezer meegenomen wordt in de overwegend door Italianen bevolkte wereld van ijssalons – die zaken die het in deze tijd van het jaar heel goed doen, maar die in de winter vier maanden dicht zijn. Van der Kwast schetst en passant het beeld van een beroepsgroep waarin het metier overgaat van vader op zoon – als ware het een Wet van Meden en Perzen. Families die acht maanden keihard werken en dan de winterperiode doorbrengen in hun geboortedorpen. De hoofdpersoon in de roman, Giovanni, is ook oudste maar volgt de traditie niet. Hij kiest voor de poezie – een keuze die tot veel spanning in de familie leidt en de verhouding tot zijn jongere broer permanent op scherp.
De romans van Lanoye en Wieringa zijn heel verschillend, maar hebben wel een paar dingen met elkaar gemeen. (a) In beide verhalen zit vanaf het begin een mate van onwaarschijnlijkheid of
ongeloofwaardigheid maar deze leiden (bij mij) niet tot de conclusie dat de verhalen niet overtuigen. Bij Wieringa komt dat doordat hij een van de hoofdpersonen confronteert met vragen naar zijn achtergrond en naar zijn toekomst, kortom, met zin-vragen. Mooi hoe Wieringa daarbij duidelijk maakt hoe voor de oude geschriften voor Joden hun actualiteit behouden. In Gelukkige slaven van Lanoye intrigeren de keuzemomenten die beide hoofdpersonen in het verhaal tegen komen en hoe ze daar mee omgaan.
(b) Een andere overeenkomst is dat in beide romans aanvankelijk twee verhaallijnen voorkomen die verderop in het verhaal in elkaar schuiven. Je begint dus als het ware in twee romans die op een bepaald moment in elkaar opgaan. Het zelfde komt voor in de roman Tien dingen die ik leerde over de liefde van Sarah Butler (zie verderop). Kortom, een veelbeproefd literair procedé.
O ja, ik las ook nog in Boek van de doden van Philip Huff, een jonge schrijver die nogal opgang maakt. Ik begon er in na het lezen van Wieringa, Hertmans, Lanoye en Wieringa en kwam niet verder dan pagina 35. Door mijn hoofd speelde maar één gedachte: wat een bagger. Ik bedoel: wat een armoede, zowel qua ideeën als qua taal.
Toen ik nog op de middelbare school zat, vroeg ik aan iemand die het in mijn ogen kon weten: wat maakt literatuur tot literatuur? En het antwoord was: ga maar veel lezen, dan merk je vanzelf het verschil. Nou, dat klopt. Waarom of waardoor is moeilijker te definiëren – maar is dat niet de schone taak van de literatuurkritiek? Wat mezelf betreft: ik houd graag vast aan het adagium van Gerard Walschap, de creator van fantastische romans als Houtekiet en Zuster Virgilia, die eens opmerkte: een roman is allereerst een goed verhaal. Walschap doelde op een goed plot dat goed verteld wordt. Ik voeg er graag aan toe dat het niet alleen om de ideeënrijkdom gaat maar ook om de taal die gebezigd wordt. Kijk naar Hertmans, kijk naar Mortier. Inderdaad, ook Vlamingen net als Walschap.
En ja, toen was er ook nog De onderwaterzwemmer van P.F. Thomése, eerder dit jaar uitgekomen en met veel enthousiasme ontvangen. Nu las ik eerder werk van Thomése, waaronder J. Kessels, the novel en daar was ik niet van onder de indruk. Ik heb De onderwaterzwemmer gekocht omdat binnenkort mag toetreden tot een leesclub waarin dit boek besproken wordt. Stom toeval dat Thomése ook te horen was in één van de literaire interviews op Lowlands 2015. En aangezien ik al meer dan tien jaar vaste bezoeker ben van dit festival was dit een mooie gelegenheid om (zeg maar) kennis met de auteur te maken en hem te horen over deze laatste roman. Welnu, het was een leerzaam gesprek met een bescheiden en eerlijke man, met interessante informatie over de wording van dit boek. Het opmerkelijke van De onderwaterzwemmer is dat het bestaat uit drie delen waarvan de delen 1 en 2 zich redelijk zelfstandig laten lezen, terwijl deel 3 de verbindende schakel is. Het aardige is dat Thomése de delen 1 en 2 inderdaad als zelfstandige verhalen in zijn hoofd had waarbij beide terug gaan op heel verschillende ‘bronnen’. Maar er is ook gemeenschappelijkheid in beide hoofdstukken: het omgaan met verlies, met gemis en het verantwoordelijk gesteld worden/zich verantwoordelijk voelen voor dat verlies. De ervaring van schuld dus en daardoor het gevoel dat de verkeerde in leven is gebleven. Deel 3 is een mooie correctie op deze eenzijdigheid al moet me van
het hart dat ik dit deel minder overtuigend vind dat de delen 1 en 2. Het is net of het slot iets te snel gaat, afgeraffeld is, niet compleet. Niettemin, na mijn aanvankelijke aarzeling ben ik toch helemaal fan van Thomése geworden. Hieraan draagt zeker bij dat er prachtige ‘observaties’ in het boek voorkomen die het verhaal rijk maken. Ik geef er een paar:
Hoofdpersoon Martin (‘Tin’) gaat mee in het verlangen van zijn vrouw om het Foster Parents Plan kind van haar school op te zoeken in Afrika. “Als hij er zo over nadenkt, begrijp hij niet waarom hij met het hele plan heeft ingestemd. Het moeten de raadselachtige wetten van het huwelijk zijn, waarin de grote beslissingen in goed overleg door de ander worden genomen.”
Dit citaat illustreert aardig hoe Tin zichzelf beoordeelt als het gaat om de regie over zijn bestaan.
Nog één:
“Wij zijn pluisjes die onze eigen koers denken te bepalen in de wind die ons meevoert.”
Kijk, hier houd ik van. Vooruit, nog één dan:
“Er heerst in de auto het opgefokte sfeertje van mannen die gezamenlijk iets gaan doen wat ze apart niet durven.”
‘Verlies’ is ook het thema in Eilanders van Susan Fletcher, een roman uit 2013 die in 2014 in het Nederlands werd vertaald. ‘Eilanders’ zijn in dit geval de bewoners van het Schotse eiland Parla waar de tijd heeft stilgestaan, zeker na de verdrinkingsdood van de alom geliefde Tom, echtgenoot van Maggie, vier jaar gelegen. Tot er opeens een man aanspoelt die voor ieder onbekend is en aan geheugenverlies schijnt te lijden. Zijn komst zet alle bestaande verhoudingen, alle gestolde interpretaties van het verleden in beweging. De aangespoelde heeft dit snel door en wordt hierin bevestigd door de oude Jim die hem toe-sist dat hij nooit de waarheid moet vertellen.
Alle bewoners van het eiland hebben hun eigen verhaal bij de aangespoelde man. Voor de een is het een verwijzing naar Tom, voor de ander is hij de Visman uit een lokale legende. Uiteindelijk is het Maggie die door hem haar verdriet over Tom overstijgt.
Wel een mooi, sfeervol verhaal. Ik zou zeggen een streekroman+ maar soms ook wel wat voorspelbaar en met iets te veel herhaling erin.
En zo zakte ik nog verder af, naar boeken die de aanduiding ‘literatuur’ niet kunnen claimen.Ik repte hiervoor over de vraag ‘wanneer behoort een boek tot de literatuur?’ Een paar jaar na dat gesprek ging ik Nederlands studeren aan de Universiteit van Amsterdam . In de eerste maanden van het eerste jaar gingen we in op kenmerken van ‘literaire teksten’. Ik herinner me dat drie kenmerken essentieel werden geacht: informatie, identificatie en verbeelding. Nou, aan deze kenmerken wordt onvoldoende voldaan in twee andere romans die ik las: Tien dingen die ik leerde over de liefde van Sarah Butler en Liefde of leugens van Conny Regard. Waar de eerste nog enigszins intrigeert door de vraag: waar gaat dit naar toe, doet de tweede geen enkel beroep op de verbeelding maar is het slechts een rechttoe rechtaan verhaal vol ongeloofwaardige wendingen.
Topjournalistiek
Ik weet niet zo goed hoe ik beide boeken anders moet aanduiden, maar de aanduiding Topjournalistiek lijkt me ook wel een terechte kwalificatie. Ik doel op Dit kan niet waar zijn van Joris Luyendijk en het iets oudere Stikvallei
van Frank Westerman. Beide boeken zijn inmiddels zo bekend dat ik over de inhoud weinig hoef te vertellen. Grappig is dat Lanoye voor zijn Gelukkige slaven gretig gebruik heeft gemaakt van de interviews die Luyendijk publiceerde in zijn Londense periode. Een van de karakters is duidelijk getekend naar het beeld dat we ook in Dit kan niet waar zijn tegen komen.
Zowel voor Luyendijk als voor Westerman geldt dat zij beschikken over een aantal eigenschappen waar menig journalist jaloers op zal zijn. Beiden zijn in staat om volledig op te gaan in een onderwerp, daar alles over te lezen zonder zich erin te verliezen. Voor Luyendijk geldt dat zeker, voor Westerman ook, al had ik na driekwart van het boek het gevoel dat het verhaal wel verteld was. Knap hoe ze, door steeds kritische vragen te blijven stellen, zichzelf behoeden voor rechtlijnigheid, voor tunnelvisie, en voor te veel empathie voor de gesprekspartners. Van Luyendijk wisten we al dat hij in staat is gecompliceerde onderwerpen op een toegankelijke manier te presenteren waarbij hij beslist risico’s durft te nemen. Hij nuanceert het te eenvoudige en karikaturale beeld van ‘bankiers zijn allemaal graaiers’ maar maakt ook duidelijk dat er heel wat moet gebeuren
wil de sector echt leren van zijn eigen ervaringen. Frank Westerman deelt de invalshoek van Luyendijk: er is niet één waarheid, in dit geval over dat tegelijk navrante als fascinerende ‘ongeval’ in Noord Kameroen. ‘Waarheid’ is uiteindelijk een keuze, dat wil zeggen: een politieke keuze, mede mogelijk gemaakt door de wetenschappelijke naijver van de mensen van wie je meer wijsheid zou mogen verwachten. Inderdaad, een goed stel hersens staat niet garant voor bezonnenheid en verantwoord gedrag.
Filosofie
Nu we het toch over wijsheid hebben, ik las deze zomer ook verschillende boeken in het genre ‘filosofie’. Allereerst de recent verschenen vertaling van een boek van Giorgio Agamben, Profanaties. Het betreft een bundel losse artikelen aangevuld met een prettige introductie op het werk van Agamben door de vertaler. Het fascinerende en intrigerende van de artikelen is dat ze gaan over onderwerpen waar we maar weinig vat op hebben. Agamben filosofeert over onderwerpen als genie/genialiteit, het heilige, de geste, … Zijn redeneringen en analyses zijn van een niveau van abstractie waarbij de één misschien zal afhaken omdat het ‘nogal vaag is allemaal’ maar waarvan ikzelf behoefte krijg naar méér, waarbij dat méér vooral gaat in de richting van ‘je prikkelt me maar geef eens een paar voorbeelden’. Voor mij is duidelijk: dit boek vraagt om herlezing, meer dan eens zelfs.
En ja, het moest een keer gebeuren: het lezen van Zen en de kunst van het motoronderhoud van Robert M. Pirsig – een bestseller in de jaren ’70 en ’80. Ik stopte de 41ste druk van de Nederlandse vertaling uit 2013 in de rugzak. Om de waarheid te zeggen: ik had het boek al vaker in handen gehad maar had er op de een of andere manier steeds geen zin in. Ik weet het, een onberedeneerd gevoel, maar goed, wie kent dat niet. Omdat ik leergangen verzorg over kwaliteit van onderwijs boeit het begrip ‘kwaliteit’ me meer dan gemiddeld en omdat het hele boek van Pirsig gaat over ‘kwaliteit’ viel er niet langer an te ontkomen dat ….
In de uitgave die ik meenam, heeft Pirsig 510 pagina’s nodig om zijn verhaal te doen. Ik kwam met hangen en wurgen tot pagina 150…. Het zal wel aan mij liggen maar wat een raar boek! Het is bedoeld als een filosofische verhaal ingevlochten in een (fictief) verhaal over een motortocht door de Verenigde Staten. De tocht en alles wat er met de motor en het onderhoud daarvan gebeurt, geldt als een soort exempel voor het verhaal over kwaliteit. Nou, beide kanten zijn een drama. Het filosofische verhaal wordt zo warrig verteld dat je je steeds afvraagt waar de schrijver mee bezig is. En als roman gaat het boek gewoon nergens over. Kortom, het ontgaat me volledig waarom dit een bestseller moest worden. Maar als u andere ervaringen heeft, laat het maar weten.
Begin dit jaar verscheen In stilte. Een filosofie van de afzondering, geschreven door Jan-Hendrik Bakker. Het is een heel toegankelijk geschreven boek over Bakkers zoektocht naar voorbeelden van mensen die de afzondering opzochten (hij noemt ze treffend ‘afzonderlingen’) en daarover verslag deden: kluizenaars, mystici, filosofen, politieke denkers, literatoren. Aan de hand van de ervaringen van onder meer Henry Thoreau, Baudelaire, Thomas Merton, Soren Kierkegaard en Friedrich Nietzsche bespreekt Bakker de verschillende verschijningsvormen van de afzondering en de variatie in resultaat waar die afzondering toe leidt. Bijna steeds gaat het om een afzondering die in relatie staat tot het dienen van de gemeenschap.
Bakker besteedt veel aandacht aan wat hij ziet als het doorgeschoten individualisme dat in zijn beeld is verworden tot een ‘zielloze levensstijl’ waarin de moderne mens gereduceerd wordt tot een economisch wezen. Stilte, terugtred kan bijdragen aan het hervinden van de volheid van het leven, van de zin van het bestaan, van de waarde van relaties, van ervaring van gemeenschap en opgenomen zijn in een groter geheel.
Ik heb het boek van Bakker met veel plezier gelezen, maar soms ook met enige verbazing. Meer dan eens had ik het gevoel dat de auteur en onderzoeker in zijn op zich intrigerende onderzoek, zichzelf een beetje in de weg zat, last had van zijn eigen oordelen en vooroordelen. Bakker poneert bij herhaling dat het individualisme een heilloze weg is gebleken maar niet duidelijk wordt waarom. Meer dan eens had ik het gevoel dat hij ‘de waarde van het individuele’ en ‘individualisme’ met elkaar verwarde. Individualisme verwijst in zijn suffix – isme naar een ‘teveel van het goede’ terwijl erkenning van de zelfstandigheid van het individu veel minder ver gaat. Bakker doet niets met dit verschil. Zo had ik nog enkele andere kanttekeningen bij lezing. Bijvoorbeeld: wat is precies de rol, de functie van de voorbeelden die hij bespreekt? Zijn ze exemplarisch voor een bepaalde levenswijze en zo ja, wat maakt dan dat ze exemplarisch zijn? En als ze niet exemplarisch zijn, wat vertegenwoordigen ze dan wel? Identificatie-modellen? Afijn, een boek dat stof tot nadenken geeft.
Tot slot in deze rubriek: op een van de Indonesische vliegvelden (ik weet niet eens meer welke) kocht ik het handboekje Philosophy in Minutes. 200 key concepts explained in an instant. De titel roept allerlei twijfels op over diepgang, ik weet het. Maar wat is het een leuk boekje!
Macht
Ik las deze zomer ook twee boeken over Macht (met een hoofdletter ja) – twee echt heel verschillende boeken. Het eerste is het al wat oudere De logica van de macht van de Nederlander Mauk Mulder (foto links). Het boek is uit 2004 en is via de site van Mulder gratis te downloaden. Het tweede is getiteld Het einde van de macht. Hoe macht verschuift van directiekamers naar start-ups, van paleizen naar pleinen en van west naar oost dat onlangs in vertaling verscheen van de hand van Moisés Naím.
Eerst meer over De logica van de macht. Dat is een bijzonder boek omdat het verschillende doelen goed combineert. Allereerst bevat het een scherp analytisch overzicht van de verschijningsvormen van macht en machtsrelaties. Dat laatste is eigenlijk een dubbelopformulering want macht is, zo maakt Mulder bij herhaling duidelijk, niet iets wat je in de winkel kunt kopen maar wat een kenmerk is van relaties tussen mensen. Macht is dus een relationeel begrip.
Mulder onderscheidt vier vormen van macht: formele macht (op grond van een bevoegdheid of toegekende status), sanctiemacht (‘als… dan …’), expertmacht (‘de deskundige is de baas’) en model- of identificatiemacht (‘ik wil zijn zoals hij/zij’).
Macht is dus een relationeel begrip, gaat over het gedrag van mensen en hoe die op elkaar en op zichzelf reageren. Mulder formuleert deze reacties, deze gedragspatronen in de vorm van ‘wetten’ waarmee hij suggereert dat ‘het eigenlijk altijd zo gaat’. Er is dus sprake van een ‘logica van de macht’. Het boek is rijk aan herkenbare illustraties.
Wat het boek ook doet is: in discussie gaan met de lezer. Of beter: de lezer aan het denken zetten over vormen van macht in de eigen omgeving en hoe de lezer daar zelf op reageert/mee om gaat. Het boek nodigt dus uit tot zelfreflectie en tot het bedenken van strategieën om machtsrelaties in beweging te zetten.
Het is een interessant en leerzaam boek, dat zonder meer. Dit neemt niet weg dat er ook iets monomaans van uitgaat, alsof alle relaties overdekt zijn met macht. Zo doet Mulder mijns inziens onvoldoende recht aan het verschil tussen macht en gezag (= geattribueerde macht). Hij noemt het wel maar waardeert het onderscheid maar matig. Niettemin mijn advies: ga het boek downloaden en lees!
Ja, dat laatste advies geldt ook voor Het einde van de macht van Moisés Naím met wie onlangs een interessant interview in NRC te lezen was. Tja, een man van de wereld, iemand met een rijke internationale politieke en bancaire ervaring, die reflecteert hoe de verhoudingen op deze wereld in beweging zijn en wat de onderliggende dynamiek is die in beweging zet en houdt. Waar Mulder het accent legt op behoud en vergroting van macht laat Naím zien dat macht in verval is en steeds moeilijker te handhaven. Natuurlijk, overal is sprake van macht en machtsverhoudingen maar het was nog nooit zo moeilijk om die in stand te houden voor een langere periode. Dat komt volgens Naím door drie dynamieken, drie revoluties: meer, mobiliteit en mentaliteit. Aan de hand van een veelheid van
voorbeelden laat Naím zien hoe traditionele economische en politieke machtspatronen het steeds vaker afleggen tegen kleinschalige initiatieven. Ik vond het fascinerend om te lezen en heb er veel van geleerd. Bijvoorbeeld over de veranderende rol va ambassadeurs, over de grotere rol van rechters als politieke beslissers, over durffilantropie, over dilemma’s van de collectie actie, over de rol van orde verstorende incidenten en zo nog veel meer. Wat heeft deze man een prachtige overall-visie op het gebied van internationale politieke betrekkingen en geopolitiek. echt een aanrader!
Entertainment
Tussendoor heb ik ook tijd gemaakt voor het lichtere kaliber. Ik heb namelijk een abonnement op Elly’s Choice, een leverancier van e-books die mij, na betaling van nog geen € 30,00 maandelijks tien gratis e-books beschikbaar stelt. Wieringa en Lanoye zitten daar niet in, maar Adriaan van Dis weer wel (Indische duinen) en ook Herman Koch (Geachte heer M.). Omdat de maandelijkse selectie een breed publiek moet aanspreken, zijn de titels in de regel niet te zwaar. En zo kom ik aan een behoorlijke voorraad ‘literaire thrillers’ van de hand van Maartje Fleur, Tess Gerritsen, Marion Pauw, Suzanne Vermeer, Saskia Noort,…. Deze zomer las ik De wilden van Marion Pauw van wie ik eerder Daglicht, Hemelen, Villa Serena en Jetset las. Tja, de verhalen lopen lekker, echt een vorm van meebewegen met het verhaal. De wilden is wat mij betreft niet haar sterkste verhaal, maar oké, we doen niet ingewikkeld. Aan de andere kant ook wel weer origineel om te schrijven over een vrouw die het opneemt voor een inlandse stam in Midden Amerika
die ten onder dreigt te gaan aan corrupte en uitbuiting. Ik las ook Goudkust van Suzanne Vermeer, een literaire thriller, en eerlijk gezegd, dat vond ik toch echt het mindere boek. Het verhaal is niet echt spannend, de karakters zijn te schematisch en zo voorspelbaar.
Verder kreeg ik via Elly’s Choice De mannentester van Heleen van Royen uit 2009 en Passiespel van Isa Maron uit 2008. Beide boeken lenen zich voor het label ‘erotische thriller’ omdat er nogal wat erotiek in aan de orde komt. Maar anderzijds, in beide boeken zit ook echt een verhaallijn die het boek uit tilt boven het pornografische. Wat Van Royen betreft: ik was een paar keer verrast door de sterke manier waarop zij personen of situaties in één pennenstreek neer kan zetten. Neem de beschrijving door de hoofdpersoon, een vrouw, van haar vader: ‘Mijn vader geloofde niet in god, wel in clichés en
vooroordelen’ (94). In Passiespel zien we net als in De wilden een vrouw die steeds meer moeite heeft met haar opgesloten zijn in het gezin en de vast sjablonen daarvan. Bij Olga gaat het om het verkennen van haar erotische passies maar ook om de oorsprong daarvan in haar jeugd.
Ik begreep van de site van Isa Maron dat de verschijning van Passiespel geleid heeft tot de vraag hoe je dit boek zou kunnen labelen. Is het een pornografisch boek? Een erotisch boek? Een literaire thriller, een combinatie van die termen? ‘Een erotische thriller’ vind ik geen verkeerde aanduiding.
Trackbacks/Pingbacks