Het boek In stilte van Jan Hendrik Bakker ligt na tweemaal lezen nog steeds op mijn bureau. Niet zonder reden. Mijn ambivalente leeservaringen vormen de achtergrond. Het thema is ronduit uitdagend, daar niet van. Ik verwacht een diepgaande filosofische analyse van wat portretafzondering met een mens doet of kan doen. Of over de al dan niet vruchtbare werking van stilte, zoals Joke Hermsen daar over schrijft. Er ligt zelfs de belofte in verscholen dat afzondering een na te streven goed is. De tekst op de achterflap klinkt even wervend en sluit bij deze verwachting aan. Hoe komt het dat dit op zich zo rijke boek die belofte wat mij betreft toch echt waar maakt?

De belofte

Ik citeer de hele tekst van de achterflap: “Ooit was het individualisme het grootste goed van de moderne mens, nu lijkt het ons grootste probleem: we willen vrij zijn, maar onze hebzucht dwingt ons in een economisch keurslijf; we willen authentiek zijn, maar de omgeving bepaalt in belangrijke mate onze identiteit; we willen betrokken zijn, maar onze digitale wereld weerhoudt ons van werkelijk contact. Hoe kunnen we het tij keren? Jan Hendrik Bakker pleit voor een herwaardering van afzondering in stilte, een toestand die in onze tijd wordt beschouwd als zonderling, zielig en ongezond. Maar, zo stelt Bakker, kijk naar belangrijke schrijvers en filosofen als Kierkegaard, Nietzsche, Baudelaire, Merton en Thoreau, die afzondering en stilte juist opzochten om er kracht uit te putten, om te protesteren tegen economische verspilling en weerwerk te leveren aan vervreemding en verlies van privacy. Je afzonderen is tegenwoordig moeilijker dan ooit, en daarom juist zo essentieel. In stilte laat zien dat afzondering dé manier is om onze individuele waarden te herijken.” Tot zover de flaptekst. Me dunkt, een heldere belofte.

Volheid van het leven

Voordat Bakker begint aan zijn reeks van ‘portretten en pleidooien’ introduceert hij in zijn inleiding een begrip dat later nog verschillende keren zal terugkeren: ‘volheid van het leven’, dat min of meer synoniem is voor de ervaring van zin.  De volheid van het leven wordt volgens Bakker ernstig titelbedreigd door het westerse individualisme dat mensen wijsmaakt dat de zinervaring in zichzelf te vinden is, als een soort geloof in jezelf – een bewust gecreëerd misverstand dat mensen pseudowaarden voorhoudt. Bakker omschrijft individualisme als de levenshouding die de gemeenschap niet als doel ziet, maar als middel ten behoeve van de enkeling. Tegenover het individualisme staat de ervaring van de volheid van het leven: het gevoel en de ervaring deel te zijn van een groter geheel. Deze ervaring kan zich op allerlei momenten en plaatsen voordoen.

Afzonderlingen

Bakker schrijft geleidelijk gefascineerd te zijn geraakt door allerlei filosofen en schrijvers die zich voor korte of langere tijd hebben teruggetrokken uit de wereld, uit de gemeenschap. Hij kiest het mooie woord: ‘afzonderlingen’, leest hun boeken en gaat met ze in discussie. In het afsluitende hoofdstuk trekt hij de verschillende lijntjes weer bij elkaar. Je hoopt dan dat dit een duidelijke afsluiting oplevert maar helaas is dat wat mij betreft niet het geval. Het was even zoeken naar de oorzaak maar ik denk dat het komt doordat Bakker in zijn boek niet consequent één lijn aanhoudt die hij ook expliciet maakt. Het komt mij voor dat Bakker de verschillende hoofdstukken op verschillende momenten en in verschillende gemoedstoestanden heeft geschreven. In het nawoord vermeldt hij dat slechts één hoofdstuk eerder verscheen – dus daar kan het niet aan liggen.

Mooie diversiteit

Bakker heeft niet geschroomd zich breed te oriënteren. Hij verdiept zich in de levenshouding van de asceten uit het begin van onze jaartelling, bespreekt romanciers die het leven in de natuur als onderwerp kiezen zoals Daniel Defoe (Robinson Crusoe) en de reactie erop van Michel Tournier (Vrijdag of het andere eiland), Tom Neale’s Een eiland voor jezelf en zo nog meer. Passend in onze nealetijd is zijn bespreking van Henry Thoreau’s Walden, or the life in the Woods: het streven naar autarkie. We kennen het van Frederik van Eden niet lang daarna. Bakker zet ernstige vraagtekens bij de zuiverheid van Thoreau’s motieven, hij noemt hem ongeloofwaardig omdat Thoreau een mooier beeld schetste dan de feitelijkheid. Maar later neemt hij dat oordeel terug omdat het immers om een literair werk gaat. Tja.

Grappig is ook het hoofdstuk over het dandyisme, het zoeken naar een esthetische levensstijl.  Oscar Wilde is het klassieke voorbeeld maar wij mogen ook denken aan Bram Moskowicz, Pim Fortuin of Mick Jagger. Bakker toont zjaggerijn grote belezenheid ook in dit hoofdstuk waarin hij Baudelaire en ook Huysmans bespreekt. Bakker is kritisch. Hij noemt de esthetische rebel een politiek castraat wiens hang naar het schone meestal niet leidt tot het produceren van het schone zelf (pag. 124). Ook Kierkegaard en Nietzsche ontbreken natuurlijk niet. Als meest recente afzonderling bespreekt Bakker het optreden van Ted Kaczynski bijgenaamd de Unabomber – een gewelddadige gek, een lone wolve. Ik kende hem niet maar het blijkt iemand die terreur niet schuwt.

Individualisme

Bakker gaat breed en toont een grote belezenheid die ik zeer bewonder. En juist dan is het zo jammer dat hij zichzelf toestaat om te gemakkelijk grote woorden te gebruiken die de lezer afleiden van het verhaal en (mij althans) snel gaan irriteren.

Om een voorbeeld te geven: Bakkers gebruik van het begrip individualisme. Ik gaf hierboven zijn omschrijving van dit begrip – een omschrijving die behoorlijk open is. Door het suffix ‘– isme’ overlaadt het woord zich met de connotatie ‘teveel van het goede, doorgeschoten’, maar op veel plaatsen had ik behoefte aan een scherp onderscheid tussen enerzijds aandacht voor de waarde van het individuele, het unieke en anderzijds de doorgeschoten betekenis ervan.

Ook over de actuele aanwezigheid van dit individualisme is Bakker niet eenduidig. De ene keer is het nog in opkomst, als een dreiging die ons te wachten staat als we niet ingrijpen (pag. 9), het andere moment is de werking ervan op zijn hoogtepunt (pag. 45) en op weer een ander moment lijkt de golf daar al weer overheen te zijn.

Wat ik ook lastig vind, is dat de auteur bij het schetsen van het huidige tijdsbeeld spreekt in de eerste persoon meervoud, in termen van ‘wij’ dus, waarmee hij klakkeloos veronderstelt dat iedereen die ervaring zal delen. Niet dus, althans, vaak niet. Een mooie zin die het voorgaande duidelijk maakt: “Zonder uitzondering komen ze (de besproken auteurs, hk) in opstand tegen de cultuur van geld en massaconsumptie. Hun extreme individualisme gaat veel verder dan het modieuze individualisme van de huidige neoliberale samenleving, waarin we ons willen onderscheiden van de ander om indruk te maken.” (pag. 23) Over wie heeft Bakker het hier? Over zichzelf en die hem lief zijn? Zo’n stijl creëert een schijnbare helderheid door extreme tegenstellingen neer te zetten waarbij de lezer ongevraagd wordt geplaatst op een van beide polen.

Vooroordelen

Ik schreef dat ik een heldere lijn in de verschillende hoofdstukken mis. Zo’n heldere lijn zou er zijn als Bakker helderder zijn eigen criteria zou hebben geformuleerd waarmee hij de werken van zijn gesprekspartners analyseert. Met het criterium ‘volheid van het leven’ kom je dan niet uit en andere normen blijven impliciet. Dat breekt echt op als Bakker met de filosofen en auteurs in discussie gaat. Hij lijkt dan stevig gehinderd te worden door zijn eigen vooroordelen en verwachtingen. Zo is het mij neale2volstrekt onduidelijk waarom hij Tom Neale verwijt dat hij oppervlakkig is (pag. 70). Misschien verwacht Bakker andere dingen maar dat zijn dan wel zijn eigen verwachtingen. Waarom verwijt hij de oude heremieten die kozen voor de weg van de innerlijke mystiek dat hun ascese ‘een vorm van autisme, een afsluiting van de ander’ is? (pag. 60). Soms zit Bakker zichzelf en daardoor een open omgang met zijn gesprekspartners behoorlijk in de weg.

Genoeg kritiek geleverd. Ik merk dat ik zuur ga worden en dat moet ik niet doen. Oordeel zelf.

 

 

Share