De e-reader is een mooie uitvinding, ondanks de beperkingen die er ook zijn. Toen we met een camper naar Zweden en Noorwegen vertrokken hadden we nauwelijks fysieke boeken bij ons maar vooral een goed geladen e-reader. Inmiddels staan daar tussen de 1000 en 1100 boeken op, deels van anderen gekopieerd, deels via een abonnement op Elly’s Choice, deels door aanschaf van e-boeken bij Bol.com. Kortom, een boekenkast met grote diversiteit in onderwerp en kwaliteit! In vakanties ben ik niet zo kieskeurig en lees ik ook boeken waarvan ik in meer gevulde perioden zou vinden dat het zonde is van de aandacht. Hieronder een overzicht van wat ik las in de eerste helft van mijn zomervakantie.

Rode waas

Ik begon met een spannende thriller van Patricia Cornwell, Rode waas waarin de patholoog-anatoom Dr. Scarpetti de hoofdrol speelt. Een lekkere pageturner al werd het slot wel wat afgeraffeld. Er kwam opeens wel erg veel nieuwe informatie in beeld die leidde tot de oplossing. Nou ja, lekker zitten lezen, toch?

Belegerde vesting

De Chinese schrijver Qian Zhongshu, wiens (vertaalde) Belegerde vesting werd verrijkt met een toelichting door de vertaler, wordt gezien als iemand die de spanningen tussen het traditionele en het sterk vernieuwende China thematiseert. Het boek is van 1947 en speelt zich af in de periode tussen de beide wereldoorlogen. Het was een heel aparte leeservaring.

Het verhaal heeft alles in zich van een soap die zo verfilmd zo kunnen worden, een soap over liefde vestingen huwelijk en over alle ongemak waarmee beginnende of toch niet relaties vergezeld kunnen gaan. Ongemak ook in de omgang met emoties. ‘Dat de roman oorspronkelijk verscheen als een feuilleton, verbaast me niets. Belegerde vesting’ verwijst in het verhaal naar verschillende zaken zoals de naderende oorlog met Japan en naar de perikelen rond het huwelijk. Mooie laagjes in het verhaal dus.

De hoofdpersoon is een jonge man die in alle situaties (als docent, als redacteur, als echtgenoot) waarin hij verkeert, mislukt en daar nauwelijks van lijkt te leren. De lichtvoetigheid van het verhaal wordt bij herhaling onderbroken door ironische reflecties van de schrijver/waarnemer – reflecties die, hoewel een stuk beknopter, doen denken aan die van Robert Musil in De man zonder eigenschappen. En ronduit grappig zijn de trucs die Chinese studenten uithalen met buitenlandse diploma’s. Kennelijk zijn die zo gewild en populair dat de geldigheid ervan er niet toe doet.

Grappig, en voor ons toch echt niet gebruikelijk, zijn de vele citaten uit het werk van fameuze Chinese dichters. Kennelijk staan de groten uit de poëtische traditie heel dicht bij de actualiteit van het dagelijkse leven. In het verhaal lijken alle aanwezigen deze verwijzingen steeds goed te begrijpen.

Het verborgen weefsel

Van Stefan Hertmans las ik vorige zomer het prachtig geschreven Oorlog en Terpentijn. Deze keer stond Het verborgen weefsel op het programma, een novelle over een schrijfster van rond de 40, getrouwd, moeder van een dochter, succesvol in de buitenwereld maar in haar binnenwereld weefselonderworpen aan langdurige buien van melancholie en permanent op zoek naar bevrediging van ongedefinieerde verlangens. Een minnaar, een reis naar Lissabon – ze brengen geen rust in haar bestaan. Ze is wispelturig en onberekenbaar in haar gedrag voor haar huisgenoten. Haar succesvolle buitenwereld biedt haar niet de zekerheid of structuur om haar binnenwereld te reguleren. Aan het slot laat ze alles achter, op weg naar een nieuw, irrationeel avontuur.
Ik vond Oorlog en Terpentijn boeiender dan dit boek maar ben opnieuw gefrappeerd door de rijkdom aan taal en beelden.

Rijkdom aan taal

Het viel me deze keer opnieuw op: de grote verschillen die er zijn tussen de boeken die je leest als het gaat om stijl, woordenschat, expressievermogen, subtiliteit in uitdrukking. Zo las ik twee romans van Nederlandse auteurs, beide uitgegeven door goede, gevestigde Nederlandse uitgevers, waarvan ik bij en na lezing me verwonderde over de poverheid van zowel het verhaal als (de wijze van) de vertelling. Ik las het romandebuut van Elisabeth Steinz, En een nacht en de roman Een zomer met Kim Bokaviet van Silvia Toebak. In beiden valt op: de hijgerigheid als gevolg van de vele korte zinnetjes, de beperkte woordenschat, de oppervlakkigheid van de karakters, het veelvuldig gebruik van populaire Engelse uitdrukkingen, het gebruik van cursief zonder dat de bedoeling daarvan duidelijk is of overtuigt, en de vermakelijke verwijzing naar de gebruikte bronnen aan het slot.

Om kort te gaan: bespaar je de moeite als je niet veel tijd hebt. Neen. Lees dan Kersen eten om middernacht. Muzikale herinneringen van de Vlaamse radioman en dichter Bart Stouten. Ik kende hem niet maar wat een verademing is dit boek na de voorgaande romans. Hè, hè, dit gaat eindelijk ergens over. Stouten blikt terug op zijn leven als man van klassieke muziek en als man van woorden en o, wat doet hij dat mooi, diepgaand, welsprekend (soms zelfs iets over de top) en wat een mooie kersen etenbrede kijk op muziek en wat muziek doet met mensen. En daardoorheen allerlei filosofische reflecties of literaire zoals in zijn adoratie van Marcel Proust.
Stouten heeft geen gemakkelijk leven achter de rug. Zijn ouders en tweelingzus verongelukten toen hij puber was. Opmerkelijk genoeg heeft hij van jongsaf mensen in zijn omgeving gehad die hem begrepen en stimuleerden dingen te doen die voor het gros van zijn leeftijdgenoten zeker niet in beeld waren.
Een rijk boek, op momenten te rijk voor mij met mijn beperkte muziektheoretische kennis. Even goed: aangeraden!

Trein met vertraging

Nog een Vlaming aan het woord: Christophe van Gerrewey die in Trein met vertraging een aantal passagiers in de trein van Oostende naar Antwerpen ‘volgt’. We maken kennis met onder meer een meisje dat net haar relatie heeft verbroken, met een man die de trein benut om contacten met vrouwen te leggen, met een jonge filosoof die ingeleverde kopij voor een tijdschrift grondig moet herzien en met de ‘treinbegeleider’ die klungelig reageert op de onduidelijke vertraging die de trein oploopt. Het aardige is dat al die personen de facto weinig met elkaar doen en vooral in hun hoofden op elkaar en op de situatie reageren. Ze redeneren er stuk voor stuk heel wat af. En knap vond ik de opsommingen die de auteur sommige reizigers in het hoofd legt, zoals bij de jonge filosoof die een schier eindeloze reeks van lezersreacties op boeken kan opsommen: lezers die ‘iets vinden’ van een boek, zoals ik in dit overzicht 😉 maar weigeren het gelezene te interpreteren.
Van Gerrewey is een goede observant van wat mensen beweegt. Mooie roman!

Het verdwijnen van Robbert

De hoofdpersoon, die luistert naar dezelfde naam als auteur Robbert Welagen, heeft een succesvol debuut geschreven maar heeft geen zin in een vervolg. Het liefst geeft hij gehoor aan een wens die hij al van kindsbeen heeft: onzichtbaar zijn, er niet zijn, verdwijnen. Hij besluit dit daadwerkelijk te gaan doen en verdwijnt voor familie en vrienden van het toneel om zich ergens in Duitsland in een robbertflatje terug te trekken. Toch wordt hij op een dag op straat aangehouden door een detective in opdracht van zijn broer. De ontsnapping is mislukt maar Robbert weigert gehoor te geven aan de wens van anderen om terug te komen. Hij gaat opnieuw op pad, via Oost Europa reist hij naar een Grieks eilandje waar hij leraar wordt. Na een jaar of zeven neemt hij contact op met zijn oude jeugdliefde Chloe met wie hij altijd een liefdesrelatie wilde maar die hem nooit heeft gezien als meer dan een intieme vriend. Wanneer blijkt dat zijn verlangen ook nu niet realistisch is, laat hij opnieuw alles achter en vertrekt voor een nieuw levensdoel.

Een onderhoudend geschreven boek met verschillende thema’s daarin, waaronder: hoe omgaan met succes, hoe omgaan met verwachtingen van anderen, hoe lastig het is om je daar aan te onttrekken, hoe lastig het ook is om je te onttrekken aan het eigen onhaalbare verlangen, en over de moed die nodig is om je eigen weg te durven gaan. Knappe roman, zeker ook in de stevige dialogen tussen Robbert en Chloe.

In therapie.

De titel herinnert aan de gelijknamige televisieserie van een paar jaar terug – een mooie Nederlandse productie over een psychiater (gespeeld door Jacob Derwig). Maar in dit geval gaat het om de titel van een van de oudere werken van de bekende Amerikaanse psychiater Irvin D. Yalom, wiens kwaliteiten ik al kende van latere werken als Nietzsches tranen, De Schopenhauerkuur en Ik bel de politie – stuk voor stuk interessante boeken. Onlangs las ik dus In therapie, een van zijn eerste werken. Het was een merkwaardige ervaring die ik in het navolgende zo goed mogelijk zal proberen te verwoorden.

In In therapie lezen we het verloop van de behandeling van één patiënte die zelf ook, achteraf, mede auteur is van het boek – de onder pseudoniem schrijvende Ginny Elkin. Ginny heeft aan groepssessies meegedaan en ook daarvoor al in diverse therapieën gezeten. Omdat ze krap bij kas is, biedt Yalom haar aan haar individuele behandeling kosteloos te doen op voorwaarde dat beiden over elke bijeenkomst een reflectieverslag schrijven dat ze overigens pas na maanden met elkaar delen. Het grootste deel van het boek bestrijkt die reflectieverslagen, chronologisch geordend, per sessie eerste die van Yalom, daarna die van Elkin. Er is een ‘vooraf’ waarin de voorgeschiedenis wordt weergegeven en er zijn nawoorden van beiden. Yalom legt hierin uit welke vakmatige interventies hij heeft gepleegd, vanuit welke therapeutische optiek hij die heeft verricht en zo meer.
Ginny Elkin heeft al een behoorlijke geschiedenis met allerlei therapieën achter zich als Yalom aan het werk gaat. Hij weet dat en realiseert zich ook goed welke hypotheek dit legt op hun ‘contract’. Ginny lijkt hier veel losser in te staan, zich daar zelfs weinig van bewust.

Goed, het grootste deel van het boek bestaat dus uit de reflectieverslagen op de sessies – niet uit weergaven van de sessies zelf. We lezen bij zo goed als elke sessie twee heel verschillende belevingen met als constante dat er in de beleving van beiden sprake is van een opmerkelijke golfbeweging of beter: afwisseling van een goede en een minder of in het geheel niet als geslaagd te typeren sessie. Beiden zijn openhartig in hun reflecties, zeer openhartig zelf – zeker geldt dit voor Yalom. Zijn positie wordt daarmee ook wel kwetsbaar.

Ik ben geen vakgenoot van Yalom en matig mij geen oordeel aan over zijn professionele kwaliteiten Het enige wat ik heb zijn mijn leeservaringen bij deze reflectieverslagen en ik moet zeggen: af en toe (nou ja, laat ik eerlijk zijn: met enige regelmaat) was het tenenkrommend wat ik las, met name als het ging om Yaloms aandeel in de zaak. Yalom is doorlopend erg bezig met de bewuste en onbewuste werking van overdracht en tegenoverdracht in zijn relatie met Ginny terwijl Ginny zelf bijna met hem lijkt te spelen en keer op keer kan wegkomen door hem een kluifje toe te werpen. Van begin tot eind lijken de reflectieverslagen nauwelijks tot geen wezenlijke verandering in Ginny’s gedrag te genereren. Het proces sleept zich maar voort zonder dat er iets gebeurt. Misschien ligt het aan mijn verwachtingen ten aanzien van het verloop van een psychiatrische behandeling en is hier dus de niet-kenner aan het woord, maar toch. Ze spreken elkaar regelmatig gedurende twee jaar zonder dat er zoiets als een groei wordt getoond.

Het lijkt me niet ondenkbaar dat vakgenoten Yalom prijzen over zijn openhartigheid en over het, via de publicatie van dit boek, openbaar maken van de gevoelens die een therapeut kan hebben bij zijn patiënt. Ik sluit het niet uit. Neemt niet weg dat ik als buitenstaander me verwonder over deze reflecties, over de zelfingenomenheid die er in doorklinkt, de ijdelheid zelfs. Er zit iets exhibitionistischin therapie in. Is het een deugd om die persoonlijke rol zo te etaleren?
Overigens vond ik de theoretische onderbouwing die Yalom in zijn nawoord geeft verhelderend en leerzaam. Maar tegelijkertijd heeft het iets van een rechtvaardiging achteraf die bovendien niet congruent is aan de gevoelens die hij als therapeut na elke sessie heeft. Met andere woorden: er zijn veel sessies waarin hij aangeeft weinig grip te hebben gehad op het verloop van het gesprek – daar horen we hem niet over, wel over de interventies die hij wel gepleegd heeft en die hij achteraf uitlegt als succesvol.

Ergens in het nawoord toont Yalom zich erkentelijk jegens Elkin voor het gegeven dat hij door middel van dit boek heeft geleerd anders te schrijven dan hij daarvoor gewend was – minder op zakelijke verslaglegging, meer richting literatuur. Ik geloof hem onmiddellijk maar voeg er aan toe dat de reflectieverslagen van Ginny qua literaire kwaliteit tien keer beter waren dan die van Yalom al moet je dan wel voor lief nemen dat de grens tussen feit en fictie hierin wel vloeiend lijkt.
Per saldo kan ik niet anders concluderen dan dat ik in feite genoten heb van de literaire hoogstandjes van Elkin en me verbaasd heb over het soms als stuntelig overkomende gedrag van Yalom.
In de eindimpressie suggereert Yalom dat het een stuk beter gaat met Ginny en dat de therapie daar belangrijk voor is geweest. Ginny zelf geeft een genuanceerder beeld.

Ik las het boek uit op de dag dat Anne Hall van Woody Allen op de Nederlandse televisie werd uitgezonden. In deze film speelt Allen een neurotische stand up comedian die al 15 jaar (!) in therapie is. We kennen de ironische opvattingen van Allen over de populariteit van de shrink uit vele van zijn films. Raar, deze ironie sluit naadloos aan bij mijn leeservaringen bij In therapie.

Neem een geit

Nu we het toch over psychotherapie hebben: Claudia de Breij heeft er ook ervaring mee: het heeft haar geholpen om de echtscheiding met haar eerste partner te verwerken. Ze rept er een paar keer over in haar boek Neem een geit. Een slim gekozen titel trouwens want wie wil niet weten welke wijsheid achter dat advies schuilgaat?

De Breij is inmiddels veertig en maakt een soort morele balans op van de levenslessen die ze zelf heeft opgedaan, maar ze gaat ook te raden bij ‘wijze ouden’. Ze is geïntrigeerd door de vraag of het zo blijft dat je steeds alles zelf moet uitzoeken of dat er een moment komt dat je weet hoe dingen gaan. Niet dus. Geen mens ontkomt eraan om zelf vorm te geven aan zijn leven, om keuzes te maken, om te reflecteren op je ervaringen, en zo meer. Maar de Breij neemt wel het advies ter harte van de vorige Denker des Vaderlands, René Gude, namelijk dat anderen je daarbij kunnen helpen. Vandaar die ‘wijze mensen’ die ze, samen met haar huidige partner Jessica van Geel, interviewt: Willeke Alberti, Herman van Veen, Paul van Vliet, Hedy d’Ancona, Anne-Wil Blankers, Erica Terpstra, Hans Wiegel, Hanneke Groenteman en Nico ter Linden – me dunkt een illuster rijtje ‘ervaringsdeskundigen op hert gebied van het leven’ (maar wie is dat niet?).

De Breij bespreekt in een lange reeks van korte hoofdstukken allerlei zaken uit de persoonlijke en relationele sfeer: liefde, seks, eerlijkheid, gezondheid, positief denken, vertrouwen, liegen, verliefdheid, scheiden, verdriet, …. Waar dat relevant is haalt ze de wijze mensen aan of citeert ze rechtstreeks uit het interview dat ze met hem of haar had. Zoals de Breij zelf behoorlijk openhartig is in haar reflecties zo mededeelzaam zijn ook haar gesprekspartners en dat maakt sommige hoofdstukken krachtig en indruk-wekkend. Ik denk aan de vitaliteit van Hans Wiegel na tweemaal een verongelukte echtgenote, ik denk aan de rijpe inzichten van Nico ter Linden, aan de sterke wil van Willeke Alberti en ga zo maar door.

de breijNeem een geit past echt goed in de hedendaagse belangstelling voor praktische levenslessen. Kijk maar naar de weekendedities van landelijke kwaliteitskranten (zoals de serie Tien Geboden in Trouw, of de serie tegeltjeswijsheid) waarin meer of minder bekende Nederlanders reflecteren op hun levenservaring. Deze aandacht voor praktische levenslessen ligt weer in lijn met de meer filosofische belangstelling voor levenskunst, die voor velen een opvolger is van religie.
De functie van praktische levenservaring (van jezelf of wat je meekrijgt van anderen) wordt wel eens laatdunkend afgedaan als tegeltjeswijsheid maar ik deel dat niet. Ook veel levenslessen in Neem een geit zijn van het kaliber tegeltjeswijsheid maar dan wel van het doorleefde type. En dat spreekt me aan omdat die nog wel eens wil contrasteren met de inzichten uit de meer verheven levenskunstfilosofie. In feite geeft De Breij daar zelf ook een mooi voorbeeld van als ze het heeft over de functie van pijn. Zij citeert de levenskunstfilosoof Wilhelm Schmidt die over ‘pijn’ schreef: ‘de enige troost die je uit pijn kunt halen is dat het je heel dicht bij jezelf brengt, omdat het het meest intieme contact is dat een mens met zichzelf kan hebben’. Als De Breij dit inzicht aan Erica Terpstra voorlegt, reageert die hierop spontaan met: ‘Nou, me neus. Je moet gewoon zo snel mogelijk proberen er weer af te zijn’.

Het was zinvol dat De Breij het advies van René Gude serieus heeft genomen en heeft opgevolgd. Jammer dat Gude de presentatie van het boekje niet meer kon meebeleven. Terecht wordt hij vaak en met veel erkentelijkheid door De Breij geciteerd. Ik heb haar boekje met veel plezier gelezen.
O ja, de titel, die komt van Hanneke Groenteman die een Joodse parabel aanhaalt waarin de geit staat voor iets waar je graag van af wilt.

Erfenis zonder testament

De Breij is schatplichtig aan René Gude, de helaas overleden maar over zijn naderende dood opmerkelijk openhartige vorige Denker des Vaderlands. Zijn voorganger was Hans Achterhuis, die tevens de rij van DdV opende. Ik ben een fan van Achterhuis, las decennia terug al zijn boeken over de institutionalisering van de arbeid en van de ‘markt van welzijn en geluk’. Achterhuis schrijft altijd helder en goed gedocumenteerd. Verleden jaar verscheen Erfenis zonder testament, een verzameling filosofische reflecties bij de Tien Geboden (wat blijven ie heerlijk populair!) die hij samen erfenisschreef met literatuurwetenschapper Maarten van Buuren. In afzonderlijke hoofdstukken komen alle geboden aan de orde en wel volgens een min of meer vast stramien: eerst een historische achtergrondschets van het betreffende gebod (wat werd er toen mee geboogd), gevolgd door de bespreking van de opvattingen van een bekend filosoof die hetzelfde thema maar dan anders bespreekt, afgerond met een soort persoonlijke reflectie over de actuele waarde van deze inzichten.

Erfenis zonder testament – de Tien Geboden zijn ondanks de ontkerkelijking en ook ondanks de ontstane multiculturaliteit van de samenleving nog steeds een actief deel van onze cultuur maar de betekenis ervan, de duiding, is niet langer vanzelfsprekend. Achterhuis en Van Buuren doen wat mij betreft een zeer geslaagde poging om er weer een actuele betekenis aan de geven. Want ja, het is een veelzijdig boek, geschreven door twee erudiete geleerden die putten uit een diversiteit van culturele bronnen maar niet schuwen om (net als Claudia de Breij) ook hun eigen levenservaring in te zetten. Bij herhaling werd ik verrast zoals in het hoofdstuk over het gebod ‘Gij zult niet stelen’ en de verschuivende betekenis van dit gebod als gevolg van het veranderde eigendomsbegrip. En ja, het hoofdstuk over de begeerte kon natuurlijk niet zonder de bespreking van René Girard’s analyse van de mimetische begeerte.

De hoofdstukken laten zich goed los van elkaar lezen al is het wel handig om de rode draad in de aanpak goed in beeld te houden. Ik kan dit boek echt aanraden aan wie geïnteresseerd is in cultuurfilosofie. Het is echt heel informatief en toegankelijk geschreven.

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Share