Het waren er in het tweede deel van mijn vakantie beduidend minder dan in het eerste deel, maar wat heb ik een mooie boeken gelezen! Zo zie je maar weer, niet de kwantiteit maar de kwaliteit is wat indruk maakt en bijblijft.
Mintijteer
Het boek dat deze bijzondere titel draagt, krijgt in alle recensies die ik tegen kwam vijf sterren. En terecht wat mij betreft. Wat een kanjer. Het gebeurt me niet zo vaak dat ik geëmotioneerd ben na een roman, de laatste keer was na Knielen op een bed violen van Jan Siebelink dat zo’n prachtig eind heeft en na Stoner waarvan het eind zo mogelijk nog mooier is. Ik herinner me het ook uit mijn studententijd, na lezing van Een mens van goede wil van Gerard Walschap, en na Van de koele meren des doods van Frederik van Eeden. En nu dus na het wegleggen van Mintijteer van de Duitse schrijfster Esther Maria Magnis, oorspronkelijk verschenen onder de titel Gott braucht dich nicht. Een opmerkelijke autobiografische roman (ook de hoofdpersoon heet Esther) waarin de auteur zich op indringende en zeer persoonlijke wijze verstaat met theologische en tevens filosofische thema’s.
Allereerst is er het thema ‘hoe om te gaan met het lijden’- een onderwerp dat in de filosofie bekend als de Theodicee. Maar daar speelt nog een ander filosofisch thema doorheen: niet alleen de vraag naar Gods rol in het lijden in de wereld is de rode draad in het verhaal maar ook de vraag naar het bestaan van God überhaupt, het thema van het Godsbewijs. Magnis is zonder twijfel bekend met deze thema’s – ze studeerde onder meer religiewetenschappen, maar haar boek is toch vooral en in de eerste plaats een roman, een autobiografische nog wel, geen filosofisch vertoog (hoewel…hierover later meer). Door te kiezen voor een roman wordt het haar mogelijk om haar persoonlijke ervaring te verbinden met deze thema’s in een vorm die veel ruimte biedt om ook dingen ongezegd te laten, om spanningen te verwoorden, om de verbeelding van de lezer in takt te laten. Het is wat lastig dit goed te verwoorden, maar wat ik bedoel is dat proza en natuurlijk ook poëzie het mogelijk maken om lastig benoembare onderwerpen voorbij de rationaliteit te verbeelden en wel met veel ruimte voor de lezer. Terwijl ook proza en poëzie gebonden blijven aan de mogelijkheden die de taal biedt en die zijn te enenmale beperkt.
Als ik de kille ‘data’ in het boek op een rijtje zet dan ziet dat er als volgt uit: meisje groeit op in christelijk meelevend gezin van vader, moeder, oudere zus en jongere broer. Het meisje is van jongs af gefascineerd door alles wat met God te maken heeft en kijkt al vroeg door allerlei religieuze conventies en theologische trends heen op zoek naar waarachtigheid. Haar directe momenten van Godservaring blijken doorheen het boek sterker dan de harde feiten. De vader krijgt kanker en sterft en dit laat haar Godsbeeld niet onaangetast, integendeel. Ze zegt haar vertrouwen in God op onder de gelijktijdige erkenning en bevestiging van zijn bestaan. Wanneer het zingen van oude liedjes met haar oma haar plots herinnert aan een regel uit versje uit haar jeugd (‘en Hij bemint mij teder’ door haar onthouden als ‘mintijteer’) dan ervaart zij dat als een thuiskomen. Ook het moment met haar door kanker ten dode opgeschreven broer in de kelder van de ouderlijke woning is een moment waarop de ervaring van de aanwezigheid van God krachtiger is dan de harde realiteit van de naderende dood en krachtiger dan elke argumentatie tegen het bestaan van God.
Een tragische verhaal dus, een echt drama met momenten die je zelfs zou kunnen afdoen als ‘over de top’ maar die die kwalificatie juist niet verdienen omdat ze zo overtuigend zijn, zo doorleefd. ‘Doorleefd’ – misschien is dat een goede omschrijving van de manier waarop Magnis met de zware thema’s omgaat. Je proeft op elke pagina dat de auteur zich niet verliest in het traditionele (intellectualistisch) filosofische of theologische jargon en blijft bij haar persoonlijke ervaring met de harde realiteit. Al zou je over de literaire gaven beschikken, wie zou zonder de persoonlijke ervaring zo’n boek kunnen schrijven?! Ik vind dat dit meer dan indrukwekkend gebeurt, stil makend vaak.
Er waren momenten dat mijn gedachten gingen naar anderen die ook de persoonlijke ervaring waardig achtten. Ik moest aan René Descartes denken, de grote filosoof uit de zeventiende eeuw die in zijn beroemde Discours de la méthode na alle zekerheden weggestreept te hebben, zijn eigen denken als basis voor zijn bestaan (‘cogito ergo sum’, ‘ik denk dus ik ben’) erkent. Zo is ook Esther in dit boek opnieuw aan het opbouwen geslagen nadat zij ontdekte dat er (absolute) waarheid bestaat die God is, en waarna ze herontdekt dat vele anderen voor haar een traditie vormen waar ook zij op mag terugvallen.
Er waren ook momenten dat ik moest denken aan de roman De vriendschap van Connie Palmen dat een filosofisch essayïstisch einde heeft – een vertoog. Ook in Mintijteer zijn er passages die aldus gelabeld kunnen worden. Aan het slot van het boek slaat Esther zelfs de toon van een evangeliste aan: ‘Dat alles zag ik gebeuren. Ik was er steeds bij en kan ervan getuigen.’ Het stoorde me niet.
Ik heb de neiging en de gewoonte om bij het lezen van boeken mooie zinnen over te schrijven. Bij Magnis zou het niet moeten gaan om prachtige zinnen maar om hele alinea’s zoals die over een zakendiner waar Esther iemand die koketteert met zijn biologistische wereldbeschouwing vlijmscherp op zijn nummer zet. Zo zijn er meer prachtige passages te noemen, ik denk aan het korte hoofdstuk 15 over de stilte van God.
Nog even over de titel, Mintijteer – hoe je als kind een zin die je niet begrijpt onthoudt als klank. In mijn ouderlijk gezin hadden we er ook een mooi voorbeeld van. de Psalmregel ‘Eis van mij vrijmoedig’ werd door ons steevast gezongen als ‘ijsvrij van mijn moeder’.
Gitte
Kristien Hemmerechts staat altijd garant voor een goed verhaal. Gitte uit 2013 is zo’n goed verhaal: mooie compositie, heldere verhaallijnen, boeiend thema. Wat het laatste betreft: Hemmerechts neemt een klassiek thema ter hand: dat van de generatievloek, een thema met Bijbelse referenties.
Ook in dit verhaal, toevallig, de lotgevallen van drie kinderen, twee jongens en een meisje (Gitte) die in een bos wonen op de plek waar eertijds hun overgrootvader werd vermoord. De drie kinderen zijn geografisch op elkaar aangewezen (ze wonen echt afgelegen) maar zijn ook psychologisch erg op elkaar betrokken en bovendien zeer serieus. Zo spelen ze in alle ernst missen na, gebruikmakend van de attributen van hun vader die de priesteropleiding volgde.
De oudste van de drie raakt psychisch in de knel, krijgt een psychose en herstelt daar maar beperkt van waardoor hij zijn verdere leven moet doorbrengen onder bescherming van een aantal broeders. De andere zoon is erudiet en vertrekt naar een prestigieuze Amerikaanse universiteit. Gitte raakt hierdoor steeds meer op zichzelf aangewezen en dat valt haar niet gemakkelijk. Ze is boos op haar moeder omdat die haar broer liet opnemen, ze verzaakt lange tijd school en verkeert regelmatig in de verkeerde kroeg.
Het thema generatievloek komt via verschillende verhaallijnen aan de orde: in de reacties van de omgeving op de ziekte van de oudste broer, in de relatie van de ouders met hun eigen verleden en hun eigen omgeving. Er gebeurt van alles en duidelijk is: ook al is de generatievloek objectief een onding, als je er in gelooft en je er door laat leiden, dan gebeuren er heftige dingen.
Omdenken: huh?!
Ja, wie leest niet regelmatig spreuken die afkomstig zijn uit de wereld van het omdenken? Nog kort voor het schrijven van dit stukje kwam er een aardige langs op Twitter. De kunst van het Omdenken behoeft geen nadere uitleg. Iedereen die ervan gehoord heeft zal onmiddellijk denken aan ‘Ja-maar’ en aan al die andere creativiciden, dodelijke opmerkingen die elke energie uit een goed idee en een leuke brainstorm de nek omdraaien. En iedereen kent het voorbeeld: trein gemist – o, mooi moment voor museumbezoek! Toch moet ik bekennen dat ik nooit een boek over Omdenken had gelezen, alleen brochures en flyers.
Nu verscheen er vorig jaar een bewerking van het oorspronkelijke boek uit 2008, nu onder de titel Huh?! En ik moet zeggen: ik heb het met veel plezier gelezen. Omdenken-voorman Berthold Gunster (neen, er zit niets Duits aan die man en die naam 😉 geeft een mooi overzicht van de verschillende omdenk-strategieën (12 in getal, soms met subcategorieën) die hij vooraf laat gaan door een inleiding en een hoofdstuk waarin hij een kader neerzet, een soort fundering voor de strategieën. En dat is fijn dat hij dat doet, want kennisnemen van die strategieën is één ding, ze kunnen gebruiken is nog iets anders. Nou, precies daarvoor is dus dat voorwerk bedoeld. Het opent de ogen voor dingen waar je te vanzelfsprekend in mee gaat waardoor je jezelf op het verkeerde been zet: over hoe je meestal met een probleem omgaat, hoe je meestal geneigd bent naar de dingen te kijken, waar te nemen. Gunster is aan de hand van allerlei leuke en duidelijke voorbeelden in staat om je uit je routines, je reflexen te halen.
Het is zeker niet zo dat je na lezing van dit boek geschoold bent in omdenken. En Gunster is de eerste om je daar op te attenderen. Vandaar dat hij aanraadt het boek regelmatig ter hand te nemen, als bron van inspiratie. Ik neem mij voor dat inderdaad te gaan doen.
Over schoonheid
De Chinees-Franse schrijver en dichter Francois Cheng hield een aantal jaren geleden voor een select gezelschap van kunstenaars, wetenschappers, filosofen, en schrijvers een vijftal meditaties rond het thema schoonheid – een filosofisch en artistiek begrip bij uitstek en per traditie. De meditaties verschenen in 2006 in het Frans en in 2008 in het Nederlands. De vertaling staat al een paar jaar in mijn boekenkast, ik las het boek al eerder en herlas het deze zomer. Om kort te gaan: ik moest opnieuw vanaf pagina één op mijn tenen staan. Cheng lezen is een uitdaging.
De Chinese filosofie heeft van oudsher veel aandacht voor het thema schoonheid en ook het westerse denken met Plato als initiator zonder weerga, is erdoor gefascineerd. Cheng is meer dan thuis in beide werelden.
We kennen allemaal de ervaring van schoonheid die stil maakt, ons de adem kan benemen maar wat is het dat dit veroorzaakt en wat gebeurt er met ons als we die concrete schoonheidservaring beleven? We realiseren ons dat het gaat om een ervaring die ons uit tilt boven ons gewone doen, die ons woordloos verbindt met de wereld, …. Inderdaad, het is een fascinerend begrip dat zich tastenderwijs wel laat duiden maar dat lijkt te ontsnappen aan elke rationele bepaling.De vijf meditaties eindigen dan ook niet in een operationele definitie of zo, maar laten de lezer wel achter met een veelheid aan mooie gedachten.
In de lezingen heeft Cheng aandacht voor zowel de schoonheid in de natuur als voor schoonheid in de kunst – het product van menselijke creativiteit. Over beide heeft hij zeer poëtische gedachten die hoog gaan en van de lezer veel vragen. Aardig is dat hij in de meditaties zelf ook herhaaldelijk de tegenstem inbrengt die hem weer met beide voeten op de aarde wil zetten.
Interessant is dat Cheng in de eerste lezing schoonheid niet plaatst tegenover lelijkheid maar tegenover het kwaad. Misschien is dit filosofisch niet ongebruikelijk, voor mij was het een nieuw en verrassend inzicht. En ja, dit is een boek dat zich wel leent voor weergave van prachtige, zinrijke zinnen. Ik geef er een paar:
Het bewustzijn dat elke schoonheid kortstondig is, verklaart waarom we de schoonheid haast altijd als iets tragisch ervaren. (…) Ware schoonheid kan onmogelijk een voor altijd verstarde toestand zijn.
De uniekheid vormt elk wezen om in een aanwezigheid die, zoals een bloem of een boom, streeft naar haar volle schittering in de tijd, wat de definitie zelf is van de schoonheid.
De ware schoonheid heeft te maken met het ‘zijn’ en niet met het ‘hebben’. Bijgevolg kunnen we haar niet omschrijven als een middel of een instrument. In dat bepaalde bewustzijn waar weemoed en hoop met elkaar versmolten zijn, wekt elke schoonheidservaring de herinnering op aan een verloren paradijs en roept zij een beloofd paradijs voor de geest.
En ter afsluiting een citaat van Henri Bergson:
Door de schoonheid heen kun je de genade zien, en in de genade schemert de goedheid door. Want de goedheid is de eindeloze edelmoedigheid van een (levens)beginsel dat zichzelf weggeeft. Beide betekenissen van het woord “genade” vormen slechts één begrip.
Mooi hè?
Ja…..mooi!!