Op 17 september 1961 kwam de toenmalige secretaris-generaal van de Verenigde Naties, Dag Hammarskjöld tijdens de uitoefening van zijn vredestichtende functie bij een vliegtuigongeluk om het leven. Hij was toen al ruim acht jaar actief in deze hoge functie, vaak in politiek turbulente omstandigheden. Na zijn dood werd het boek Merkstenen in de vorm van een getypt manuscript aangetroffen in zijn woning in New York. Het bevat dagboekaantekeningen waarin hij zijn geestelijke weg beschrijft. Gaande de jaren worden de teksten steeds mystieker, abstracter en voor de lezer associatiever. Maar ook inspirerender, zoals de mooie passage over nederigheid.
Merkstenen is ook na meer dan 50 jaar een veel gelezen boek. Het bevat een aantal passages die nog regelmatig worden geciteerd. Bekend is de passage die hij schreef met Pinksteren 1961:
Ik weet niet wie – of wat – de vraag stelde. Ik weet niet wanneer zij gesteld was. Ik herinner me niet dat ik antwoordde. Maar eens zei ik ja, tegen iemand – of iets.
Vanaf dat moment heb ik de zekerheid dat het leven zinvol is en dat mijn leven, in onderwerping, een doel heeft.
Vanaf dat moment heb ik geweten wat het wil zeggen, ‘niet om te zien’, of ‘zich niet te bekommeren om de dag van morgen’. (Enz.)
Vertel me, hoe kan de ervaring ‘geroepen te zijn tot’ beter verwoord worden dan in deze tedere tekst?
In dit blog wil ik stilstaan bij een ander fragment, over nederigheid. Het gaat als volgt:
Nederigheid is in even sterke mate de tegenhanger van zelfvernedering als van zelfverheffing. Nederigheid wil zeggen: zichzelf niet vergelijken. Rustend in zijn eigen werkelijkheid, is het ik niet beter en niet slechter, niet groter en niet kleiner – dan iets of iemand anders. Het ik is – niets, maar tegelijk één met alles. In die zin betekent nederigheid: totale wegcijfering van jezelf.
In deze ootmoedige wegcijfering niets zijn, en toch uit de kracht van de opdracht geheel de zwaarte en autoriteit van de opdracht belichamen – dat is de levenshouding van de geroepene. Ten overstaan van mensen, poëzie, kunst en werk alles geven wat het ik daarbij als medium tot stand kan brengen, en – eenvoudig en vrij – alles aanvaarden, wat het daarbij te beurt valt krachtens innerlijke identiteit. Lof en kritiek, de winden van sukses en tegenspoed, waaien over zo’n leven heen, zonder een spoor na te laten en zonder het evenwicht te verstoren.
Daarbij Helpe mij God –
(Dag Hammarskjöld, Merkstenen, pag. 128-129)
Deze nederigheid komt neer op volledig rusten in jezelf. Jezelf niet groot maken en ook niet klein, je zelfbeeld niet laten beïnvloeden door de reacties die je van anderen ontvangt. Daardoor noch trots of hoogmoedig, noch neerslachtig of timide worden. Geen eenvoudige opgave. Hoe dit aan te pakken, dat wil zeggen: hoe dit te oefenen? Dat veronderstelt, zo komt me voor, de aanwezigheid van een geestelijke afstand tussen hetgeen het zelf is en hetgeen tot het zelf komt.
Je hebt mensen die alle, ook pijnlijke kritiek die ze krijgen, (ogenschijnlijk?) heel gemakkelijk van hun schouders kunnen laten glijden. Kritiek krijgt gewoon geen vat op hen, voor hoon zijn ze ongevoelig, ze zijn niet te intimideren. Het lijkt of bij deze mensen vanzelf gaat waar anderen eerst aan moeten werken: aan de kunst om goed onderscheid te maken tussen wat je overkomt enerzijds en hoe je daar mee omgaat anderzijds. Zowel stoïcijnse als de boeddhistische traditie bieden hierin veel levenservaring.
Nederigheid is ‘zichzelf niet vergelijken’: het oordeel over jezelf hangt niet af van je prestaties, of van de vaardigheden die je gaandeweg in het leven ontwikkelde, of van persoonlijke eigenschappen die je bezit in vergelijking met anderen. Het leven is geen permanente competitie, noch met jezelf noch met de ander. Het leven is de opgave om te doen wat voortvloeit uit de opdracht die je hebt ontvangen of die je jezelf hebt gesteld. Die opdracht naar beste kunnen uitvoeren met volledige inzet van je bekwaamheden, dat is waar het om gaat.
Nederigheid als ‘jezelf blijven in alle omstandigheden’. Het klinkt gemakkelijker dan het is. Want wat betekent dat ‘jezelf blijven’? Houdt het in dat je niet verandert? Het lijkt me niet, geen mens verandert niet, geen mens blijft van jong tot oud dezelfde, ook al lijkt dat wel eens anders.
‘Jezelf blijven’: veronderstelt dit dat je weet wie je bent en dat je er bewust voor kiest om dat te blijven? ‘Jezelf blijven’ kan ook betekenen dat je niet snel uit evenwicht raakt of van de kook of ontregeld – jezelf blijven als en gelijkmatigheid van emoties.
Merkstenen – het boek heeft veel te bieden aan reflectie of meditatie. Zoveel is wel duidelijk.
Ik las Merkstenen en daarmee deze passage voor het eerst in 1993. Deze woorden van Hammarskjöld kwamen toen onmiddellijk binnen, zoals dat heet. De passage verwoordde precies wat ik voelde en tegelijk was het nieuw voor me wat ik las. Het was alsof het me opeens duidelijk werd waar het me om te doen was, waar ik naar op zoek was. Noem het ‘een moment van verwondering’ in de authentieke zin van het woord, precies zoals Cornelis Verhoeven dit bedoelt in zijn boek Inleiding tot de verwondering. Bij verwondering is sprake van de ervaring van het zo-zijn van de dingen (in de zin van oh, zit dat zo!). Verhoeven: ‘Ik verwonder mij alleen maar dat iets zo is, omdat het zó anders is dan ik dacht, of omdat het zich als een vreemd verschijnsel binnenboort in mijn niet-denken en mij tot denken dwingt. Het zo-zijn is de schok die mij beweegt.’
De basis voor de ontwikkeling van nederigheid als levenshouding hoeft niet alleen te liggen in de introspectie, in de blik die naar binnen is gericht; nederigheid kan ook worden aangewakkerd door reflectie op krachten die van buiten komen. De filosoof Damon Young wijst in zijn Filosoferen over beweging en sport op de confrontatie die sporters vaak hebben met de harde realiteit – een confrontatie die hen als het ware dwingt tot nederigheid. Nederigheid is dan ‘ruimte maken voor de ordinaire realiteit: de koppige feiten van de wereld en het zelf.’ Denk aan de ervaring die bergklimmers kunnen hebben wanneer ze zich bevinden in een letterlijk keiharde en weinig buigzame realiteit. Het is het moment dat je je realiseert dat je niet altijd de werkelijkheid naar je hand kunt zetten en dat er krachten zijn waar je voor moet buigen.
André Comte-Sponville gaat in zijn Kleine verhandeling over grote deugden nog een stapje verder: nederigheid is ‘de deugd van de mens die weet dat hij God niet is.’ Voor de gelovige is dit een evidentie; voor wie de uitspraak slechts metaforisch betekenis heeft, is de strekking echter even duidelijk: almacht is de mens niet gegeven. En soms is dat een pijnlijke constatering.
Nederigheid is ook een wat ongemakkelijke deugd. Je kunt er niets mee, sterker: als je er wel iets mee wilt, houdt nederigheid op dat te zijn. Dat is typisch voor nederigheid als deugd. Het geldt niet voor andere deugden. Van moed als deugd bijvoorbeeld wordt gezegd dat ze wordt beloond. Van hoogmoed wordt gezegd dat ze voor de val komt. Bij nederigheid niets van dit alles. Comte-Sponville bestempelt nederigheid dan ook als een ‘nederige deugd: ze twijfelt zelfs of ze wel een deugd is! Wie zich op nederigheid voorstaat geeft gewoon te kennen dat hij niet nederig genoeg is.’ (pag 173).
Nederigheid blinkt uit in onopvallendheid – zonder tot een grijze muis te worden. Kijk maar naar Dag Hammarskjöld: die was dan ook verre van een grijze muis!
Prachtige reflectie Harm. Dank je wel voor het delen. liefs, debbie