Tweemaal per jaar ben ik een weekend in retraite, in een klooster in Megen. Bij de zusters Clarissen om precies te zijn. Ik doe dat al zo’n 25 jaar. Ook in de zomer van 2013 was ik daar. En het was weer een topweekend: zeer inspirerend. Zaterdagavond, tijdens de vigilie vroeg een van de zusters ons om in gedachten te zijn bij onze diepste verlangens. Spontaan kwam toen het woord oprechtheid in me op en dat voelde heilzaam. Ik mediteerde 5, 10? minuten over dit woord. Ik weet het niet. We kregen ruim de tijd maar ik heb de duur niet kunnen vaststellen. En wat maakt dat uit. Zinvolheid is niet aan tijd gebonden. In elk geval was er voldoende gelegenheid om tot reflecties te komen. Onlangs kwam ik mijn reflecties weer tegen. 

Oprecht en ongeveinsd: ze lijken bij elkaar te horen. Ze kunnen in een adem genoemd worden. En toch is er verschil. Ongeveinsd is een ontkenning, het is de negatie van veinzen, de aanduiding van een afwezigheid of van een bewuste omkering. Veinzen zelf is negatief geladen, de ontkenning ervan of omkering slaagt er amper in het tegendeel te bereiken. Als je een negatieve lading van een woord/begrip moet ontkennen, maakt dat daar geen einde aan maar blijft die meespelen in de gedachten. Aan ongeveinsd blijft de smet kleven van gekunsteldheid, inderdaad: van onoprechtheid.

Oprechtheid klinkt als een deugd, ongeveinsd klinkt als een  on-deugd (ook een ontkenning trouwens), als iets wat niet of minder gewenst is.

Oprechtheid behoeft geen nadere uitleg, zij spreekt voor zich, is in zichzelf voldoende mededelend en behoeft geen toelichting. Oprechtheid spreekt voor zichzelf in lichaamstaal, het verleent woorden overtuigingskracht en geloofwaardigheid. 

Soms gebruik ik het woord oprecht als een versterking in een zin als: ‘ik ben oprecht benieuwd naar….’ Zoiets. ‘Oprecht’ functioneert dan als een versterking die dient om bij de ander mogelijke vermoedens van veinzen bij voorbaat de kop in te drukken, met het nadrukkelijk risico die vermoedens juist in deze ambities op te roepen. Het zou zo maar kunnen.

Oprechtheid: het is iets waarvan je weet van jezelf of je het bent; zoals je het ook van jezelf weet als je het niet bent. Of ligt dit ingewikkelder en is de reflectie hierover zelf gelijk al een ontkenning van haar object: oprechtheid?

Als je expliciet zegt oprecht te willen zijn (zoals in het voorbeeld ‘ik ben oprecht benieuwd’), wil je dan feitelijk en alleen deze keer minder niet-oprecht zijn of niet onoprecht? Dat bedoel je niet en toch voelt het zo. Hoe zit dat dan? Waar zit het verschil? Is het gebruik van het woord ‘oprecht’ als versterking, dus als bijwoord bij een bijvoeglijk naamwoord (‘benieuwd’) wel bedoeld om aan te geven dat je nu nadrukkelijk oprecht bent? Of wordt het woord niet om zichzelf gebruikt maar om ‘benieuwd’ van een ongebruikelijke en nu nadrukkelijk bedoelde lading te voorzien, bijvoorbeeld die van: ‘meer dan gewoon nieuwsgierig’, ‘wezenlijk geïnteresseerd’, ‘niet oppervlakkig’, ‘niet als social talk’,…?

Oprecht zijn verwijst naar: waarde toekennen aan wat je echt vindt, aan wat je echt meent. Gehoor geven aan je echte, eigen verlangens. Niet: wat je uit sociale wenselijkheid, strategische overwegingen of om tactische redenen meent te moeten zeggen. Wat je oprecht zegt, is zonder bijbedoelingen, zonder andere belangen die wellicht ook aanwezig zijn maar tijdelijk worden gesmoord, de kop ingedrukt.

Oprechtheid lijkt op eerlijkheid, maar eerlijkheid gaat over het spreken van (feitelijke) waarheid of om het doen van waarheid (of wat als zodanig wordt beschouwd). Oprechtheid is moreel geladen.

Als je zegt dat iemand ‘oprecht berouw’ heeft dan is dat eerlijk (namelijk: waar), maar ook gemeend (moreel). Oprecht zijn en integer zijn, zuiver zijn. Ze liggen in elkaars verlengde.

En zo filosofeerde ik daar in die kapel tijdens de vigilie over een woord, een begrip dat me als een daad van genade werd geschonken. Een Godsgeschenk inderdaad, ze bestaan, ze overkomen je en stemmen je dankbaar.

En nu ik toch bezig ben met de vieringen in dat klooster voeg ik twee citaten toe uit de overweging van de priester tijdens de hoogmis de volgende morgen naar aanleiding van de parabel van de barmhartige Samaritaan:

“We zijn vaak erg gemakzuchtig. Een vorm van ‘luiheid die zich verkoopt als correct gedrag’.”

En later in zijn verhaal: “het vreugdevolle, het nieuwe ontstaat zelden uit de toepassing van regels”.

‘Wie is mijn naaste?’ “Typisch een vraag van een Schriftgeleerde die wil weten wat de termen zijn van de ander opdat en zodat die mijn naaste wordt – in plaats van de omkering: voor wie ben ik barmhartig?” 

Nogmaals, het was een topweekend!

Zie ook Over nederigheid:http: //harmklifman.nl/2018/02/20/over-nederigheid/

Share