Kerken, op dit moment vooral de Rooms-Katholieke, maar morgen kan het een andere zijn, staan er in de publieke opinie niet goed op. Ze hebben veel uit te leggen, te onderzoeken en goed te maken: misbruik, sluiting van gebouwen, samenvoegingen van gemeenten/parochies, en leerstellingen standpunten. Het stormt rond ‘het instituut kerk’ en menigeen haakt af zoals recent VVD-leider Klaas Dijkhoff. Anderen blijven haar trouw. Zo ook ikzelf, om redenen die in het publiek rumoer niet zo vaak gehoord worden.
Gisteren zat ik er weer, in de Hooglandse kerk in Leiden om de viering van de Leidse ecclesia bij te wonen, een oecumenische gemeenschap, aanvankelijk gericht op studenten maar al heel lang heel breed van samenstelling. De meditatie wordt verzorgd door professor Wessel Stoker, emeritus hoogleraar esthetiek. Hij levert met zijn meditatie over de vraag ‘is er geweld in God?’ een bijdrage aan de serie over de Apocalyps. Eerder deden onder anderen Marcel Barnard en Johan Goud dat. Het leverde prachtige overdenkingen op.
De dienst verloopt langs de bekende, vaste lijnen: welkom en introtekst, gebeden, lezing(en), overweging, muziek (een schitterende spontane improvisatie van pianist en organist samen), brood en wijn, gezamenlijk Onze vader, collecte en mededelingen, slottekst en zegen en tussendoor diverse liederen van, zoals gewoonlijk, vooral Huub Oosterhuis.
Het bijwonen van de dienst is een belangrijk moment in mijn week. Het is een moment van rust en van me aandachtsvol voegen in en overgeven aan de vaste volgorde der dingen. Dat start bij het binnentreden van de oude, monumentale kerk verwachtingsvol. Op de ontvangst van de liturgie volgt gelijk de snelle blik op de naam van de voorganger, op het thema en op de te zingen liederen.
De wekelijkse bijeenkomst is een moment waarop er van alles met me gebeurt.
Het is een moment van inkeer en zelfreflectie en van stilstaan bij de manier waarop ik in het leven sta. Voorwaarde daarvoor is dat ik open sta en me laat aanspreken door de woorden die tot mij komen in de liederen, de gebeden, de lezingen en de meditatie.
De ruimte en de hele eigen stilte van de kerk is daarin heel ondersteunend. Ik begrijp wat de benedictijner monnik Anselm Grün bedoelt als hij in Leven uit de stilte schrijft: ’Wanneer ik in een kerk zit, kan ik me voorstellen dat ik zelf een tempel van God ben. Deze ruimte van stilte waarin ik zit, die is ook in mij’.
Ook al gebeurt er van alles waar ik actief aan mee doe, zoals meezingen, meebidden, luisteren – om echt mee te gaan in deze activiteiten is tegelijk een passieve houding nodig, een bereidheid om uit handen te geven, de regie los te laten. De sfeer in de diensten maakt inderdaad dat ik mijn ziel open en me ontvankelijk opstel. Ik ben bereid om me te laten aanspreken. Of ik ook daadwerkelijk aangesproken word, onttrekt zich wel wezenlijk aan die openstelling en is niet van mijzelf afhankelijk – het is een vorm van genade. De ervaring van genade heb ik ook regelmatig bij het zingen van de liederen. Die liederen met hun poëtische teksten en prachtige melodieën kunnen me soms emotioneel diep raken en daar heb ik geen invloed op.
Het deelnemen aan de kerkdienst is ook de gelegenheid om mijn dankbaarheid te tonen aan mijn Schepper – voor mijn bestaan en voor alles wat ik daarin mag ontvangen. Danken en bidden vloeien moeiteloos in elkaar over, heen en terug.
Vaak heb ik de ervaring dat de taal van de diensten zo anders is dan alle andere taal die in de achterliggende week tot me komt. En wat is dat vaak heerlijk verrijkend: de taal van het geloof opent andere perspectieven op de wereld en op de zin van het bestaan. En helaas is dat soms ook schandelijk broodnodig omdat het meegaan in de retoriek van het alledaagse met al zijn ingebouwde verbale geweld zo gemakkelijk op de loer ligt.
Ik noem het de taal van de diensten maar het gaat om meer dan louter woorden: door de woorden heen gaat het om manieren van kijken, om zin en betekenis geven aan het leven, om te leren onderscheiden in wat goed is en wat beter vermeden wordt. Het is de taal die opent naar het transcendente, die me optilt en me meeneemt naar een andere manier van zijn. En die andere manier van zijn is voor mij niet die van een vereniging met het Ene, van heelheid of van het deel uitmaken van het goddelijke, het ongedeelde; neen het is eerder de ervaring van geborgenheid, me aanvaard te weten zoals ik ben en van opgenomen zijn in een betekenisvol en zingevend verband.
Laat dit maar zo blijven, die eigen taal van de kerk. Die moet vooral niet willen samenvallen met de taal van daarbuiten, want dan verliest ze onherroepelijk haar eigen betekenis die nu juist haar wezen is. Ik voel me geroepen en in de dienst antwoord ik.
De dienst van het woord, de meditatie, maar eigenlijk alle taal in de dienst is een appèl op mijn andere, mijn betere ik dat doordeweeks steeds opnieuw te weinig verschijnt en daarom dit wekelijkse steuntje in de rug heel goed kan gebruiken. Het appèl dat er van uitgaat, is méér dan moreel, het is geen opgeheven vinger die verbiedt of waarschuwt, het is existentieel, geeft richting en nodigt uit.
In de diensten ontmoet ik een gemeenschap van gelijkgezinden, van mensen die ook komen om zich te laten inspireren door woorden die elders niet zo vaak meer te horen zijn. Ik denk dat veel vaste bezoekers de ecclesia als een echte gemeenschap zullen ervaren. Zelf heb ik dat niet zo. Ik herken wel de gezichten van de vaste bezoekers maar ken hen niet persoonlijk. Ik neem soms wel deel aan activiteiten zoals het bijwonen van lezingen, maar meer ook niet. Is mij prima zo.
Wanneer ontstaat een gemeenschap? Wanneer houdt die op er een te zijn? Is het samen delen van het brood en het drinken van de wijn daarvoor voldoende om gemeenschap te heten? Het lijkt me wel.
Terwijl ik dit alles overdenk, realiseer ik me dat het niet moeilijk is om ook allerlei verheven gedachten en opvattingen over de maatschappelijke functie van de kerk te noemen, want die zijn er (ondanks alle treurnis) zonder meer. Maar als ik dicht bij mezelf blijf, dan zijn het toch bovenstaande overwegingen die de boventoon voeren.
Vindt u dit bericht mogelijk ook interessant voor anderen? Deel het gerust via uw sociale netwerken.