Hoe zit het eigenlijk: leren we tijdens ons leven steeds beter onze woordloze bedoelingen onder woorden te brengen? Of gebeurt het omgekeerde en leren we door het ontdekken van de bedoelingen van taal steeds beter onszelf kennen?

Toen ik in 1974 tijdens mijn studie Nederlands stage liep op een middelbare school, moest ik een groep leerlingen begeleiden in een gesprek over taal. Daarin kwam aan de orde dat taal de mens als biologische soort uniek maakt. Natuurlijk, dieren communiceren met elkaar, hebben hun eigen talen, maar het is de biologische soort ‘mens’ die tot meer in staat is dan enig ander als het gaat om de inzet van taal en tekens. Het vestigt de gedachte dat we taal gebruiken om een onbegrensde rijkdom aan woordloze bedoelingen (denkbeelden, opvattingen, oordelen, adviezen, suggesties, opdrachten, bevelen, gevoelens) te verwoorden. Taal als een instrument dat we ter hand nemen, onder de knie proberen te krijgen en dat we door veelvuldig oefenen, thuis, op straat en op school, steeds beter gaan hanteren. 

Zo zou het kunnen zijn. Maar misschien ook niet en gebeurt precies het omgekeerde: leren we geleidelijk de bedoelingen van taal kennen en steeds beter in te zetten zodat we onze denkbeelden, opvattingen, oordelen en zo verder steeds beter begrijpen.

Wij mensen, we worden geboren, huilen in het begin, maar gaan al snel brabbelen om vervolgens te ontdekken met welke brabbel welk effect bereikt wordt. We gaan naar de basisschool, leren lezen en schrijven en weten zinnen te ontleden in zinsdelen als onderwerp en gezegde en in woordsoorten als zelfstandig naamwoord en werkwoord. We leren dat taal je de mogelijkheid biedt om je grenzen aan te geven (Veilige school) en dat taal niet bedoeld is om tepesten of te discrimineren.

We gaan naar het voortgezet onderwijsen leren over versvoeten en maten, over metaforen en metonymia.We lezenproza en soms poëzie.In mijn tijd Karel ende Elegast, De Gijsbrecht van Vondel, de Camera Obscura, Max Havelaar, Terug naar Oegstgeest.

We lezen poëzie, Jan Hanlo’s 

 OOTE

Oote oote oote
Boe
Oote oote
Oote oote oote boe
Oe oe
Oe oe oote oote oote
A
A a a
Oote a a a
Oote oe oe
Oe oe oe
Oe oe oe oe oe

(…)

en Marc groet ’s morgens de dingen van Paul van Ostayen: 

Dag ventje met de fiets op de vaas met de bloem ploem ploem

Dag stoel naast de tafel

Dag brood op de tafel

Dag visserke-vis-met de pijp

(…) 

We maken kennis met de esthetische mogelijkheden van taal. We ondergaan en ervaren de bedoelingen van goede literatuur: het stimuleren van de verbeelding, het bieden van mogelijkheden tot identificatie, en de vergroting van je wereld. Literatuur als een ervaring naast allerlei andere.

We gaan studeren en worden gedwongen ons te conformeren aan andere, voor ons nieuwe taalconventiesdie meer zijn dan een gewoonte van de sector. Papers, scriptie of thesis: het schrijven ervan verplicht ons tot een bepaalde manier van taalhantering, conform de bedoeling van wetenschap.

We zijn volwassen geworden en hebben inmiddels ontdekt dat de taal van de liefde niet de taal van het voetbalstadion, de taal van de kroeg of de taal van het geloof is. We hebben begrepen dat taal heeft niet één bedoeling heeft maar een verzamelnaam is voor een veelheid van betekenissen en perspectieven. Taal heeft een eigen dynamiek die zich manifesteert in een veelheid van contexten.

We gaanwerken, we verkassen na een paar jaar en leren dat organisaties (scholen, bedrijven, …) verschillen in de manier waarop taal intern gebruikt wordt. Het ene bedrijf is formeel in omgangsvormen. Hiërarchie wordt uitgedrukt in ‘u’; in het andere bedrijf kan alles gezegd worden. We leren dat taal bedoeld kan zijn om machtsverhoudingen in uit te drukken.

We groeien door en raken verzeild (of verstrikt) in leidinggevende posities en doen nieuwe ontdekkingen over de bedoeling van taal. Opeens merken we dat onze taal door onze collega’s en aan wie wij leidinggeven andersgewogen wordt dan we zelf hadden verdacht. Er wordt niet alleen naar ons geluisterd, onze woorden worden ook geïnterpreteerd, collega’s zoeken naar verborgen bedoelingen achter onze woorden, er is bijval of tegenspraak. We merken ook en vooral dat onze woordenkracht hebben, betekenisvol zijn. Onze taal doet ertoe. 

Het zet ons aan tot reflectie.

Taal geeft te denken. 

We denken na over wat er gebeurt als we taal gebruiken en we verbazen ons over de veelheid van verschillende posities waarin taal zich manifesteert als een zelfstandige kracht, als een autonome entiteit met een eigen karakter. Taal heeft zo veel bedoelingen.

Tijdens onze studie leerden we taal te gebruiken als middel om te beschrijven. Wijzelf, wij als persoon deden er niet toe: de wereld van de objecten vraagt van de wetenschapper de vaardigheid tot descriptie waarin die wetenschapper zelf volledig afwezig is. Compleet buiten beeld.

Hoe anders nu we leidinggeven. Nu blijkt dat wij er, anders dan in de wetenschap, juist wel toe doen, met heel onze persoon.

We ervaren dat er met en door onze taal iets heel anders gebeurt dan het louter beschrijven van hoe de wereld in elkaar zit:

We verlenen goedkeuring of juist niet.

We geven opdracht of advies of houden iets tegen.

We laten een leerlingen toch slagen, of juist niet.

We zetten een handtekening of onthouden ons daarvan.

We openen of sluiten vergaderingen, door ons woord.

We benoemen of ontslaan, door ons woord.

We overtuigen of, als dat niet lukt,overreden we met lichte dwang.

We leren dat we met taal mensen kunnen meenemen naar onbekend gebied; we leren de weg wijzen naar een ongewisse toekomst.

We leren mensen te verleiden maar weten ook dat we mensen met onze woorden angst kunnen aanjagen.

We leren dat we met taal kunnen ontregelen en beweging kunnen creëren maar ervaren ook dat taal ons soms kluistert, aan banden legt, opsluit. 

We voelen ons soms gebonden aan gefixeerde betekenissen van woorden waar we maar heel moeilijk van loskomen.

We merken dat woorden de dynamiek die eigen is aan het zijn, niet alleen stillegt maar ook tekort doet.

Ja,

We hebben soms last van de taal als de mentale gevangenis van ons denken.

We merken dat er situaties zijn waarin taal zijn/haar beperkingen toont en we ervaren dat muziek eindeloos verder reikt dan woorden ooit kunnen.

We nemen onszelf soms waar als worstelaars met woorden.

Wij, gebruikers van taal. Zijn wij als gebruikers ook eigenaars?

Taal, van wie is die eigenlijk? Mogen wij onszelf het eigenaarschap van de taal toedichten? En zo ja, zijn wij dan ook altijd heer en meester over onze woorden? Monarchen op de troon in het rijk van de welsprekendheid?

Het lijkt me van niet. Zie ons vaak stamelen en stuntelen, zoeken naar woorden, zo vaak niet bij machte om woorden aan daden te koppelen. ‘Woorden schieten tekort’, zeggen we dan, een merkwaardige paradox om dat dan weer wel te kunnen zeggen. 

Als het om taal en taalgebruik gaat, zijn we beurtelings meester en slaaf. We hebben geleerd ons dankbaar of tegen wil en dank in te voegen in de autonome bedoelingen van taal. Ons meesterschap bestaat in het steeds beter doorgronden daarvan.

Als het waar is dat taal heel veel bedoelingen heeft, wat is dan de bedoeling van taal binnen een bureau dat de bedoeling tot het brandpunt van zijn activiteiten benoemt, van Bureau de Bedoeling? Als het de bedoeling van dit bureau is omhet delen en produceren van kennis te transformeren tot een wederkerige activiteit, welke rol speelt taal daar dan in? Ik denk aan het volgende.

In kennisproductie als gezamenlijke onderneming zullen we het creatieve potentieel van taal moeten aanboren om te ontsnappen aan sjablonen en reflexen, aan betekenisloze rituelen en holle frasen. Dat kan lukken als we ons realiseren dat taal nieuwe werkelijkheid kan scheppen, nieuwe situaties tot leven brengen, ontspoorde verhoudingen kan herstellen en nieuwe handelingsperspectieven kan openen. Dat zijn zo maar wat verschillende bedoelingen die verborgen liggen in taal. Het gaat erom die steeds te ontdekken en wel in twee richtingen: ontdekken hoe taal kennelijk werkt (bewust zijn van) én ontdekken hoe we taal het werk kunnen laten doen (bewust inzetten van).

* Bewerking van presentatie startconferentie Bureau de Bedoeling op 27 september 2019.

Share