Onder deze titel wil ik (zo mogelijk) elke dag een quote plaatsen van een filosoof of schrijver met daarbij een korte reflectie. Deze quotes zullen ook verschijnen op LinkedIn en Facebook. Op deze site voeg ik de nieuwe steeds toe aan dit bericht.

Quote van de dag (11 mei 2020)

Na een onderbreking als gevolg van visueel ongemak weer een ‘quote van de dag’, tevens de laatste. Wanneer het leven weer volledig wordt hervat (in welke vorm dan ook: normaal of nieuw normaal, op anderhalve meter of niet meer) weet ik niet, maar vandaag nemen de basisscholen de draad weer op van de fysieke nabijheid van leerkracht en leerling. Een goed moment om een punt achter deze serie te zetten. Niet nadat er een laatste schot is gelost, een nabrander in dit geval. 

Wees loyaal

Koop lokaal

Dit staat op de welkomstborden wanneer je het dorp waar ik woon, binnenrijdt. Wees loyaal en laat de lokale middenstand, de winkels, de restaurants niet in de steek. Door loyaal te zijn aan deze neringdoenden dien je niet alleen hen maar ook de lokale gemeenschap. Dat is de boodschap. De lokale gemeenschap heeft niets aan het groot maken van bol.com en amazon.com. Integendeel.

Maar waarom zou je loyaal zijn? Loyaliteit lijkt me geen eigenschap van de veelgeprezen ‘vrije markt’ waar de beste prijs-kwaliteitverhouding regeert. Wie die aanbiedt, doet er niet toe. Het gaat om jouw portemonnee. 

Neen, loyaliteit is op andere principes gebouwd. Maar welke?

Pascal Mercier geeft in Nachttrein naar Lissabon een mooi overzicht van ‘redenen die tot loyaliteit kunnen leiden’: 

‘De ander iets verschuldigd zijn; gemeenschappelijke ontwikkelingsfases; gedeeld verdriet; gedeelde vreugde; solidariteit van stervelingen; gemeenschappelijke overtuigingen; gemeenschappelijke strijd tegen de buitenwereld; gemeenschappelijke sterke en zwakke kanten; gemeenschappelijke behoefte aan intimiteit; overeenkomstige smaak; gemeenschappelijke haat; gedeelde geheimen; gedeelde fantasieën en dromen; gedeeld enthousiasme; gedeelde humor; gemeenschappelijke helden; gezamenlijk genomen beslissingen; gemeenschappelijke successen; tegenslagen; overwinningen; nederlagen; gedeelde teleurstellingen; gemeenschappelijke fouten.’

Verderop wordt dit nog nader uitgelegd. Loyaliteit is geen gevoel maar een keuze, een beslissing. De ziel kiest partij. 

‘Het was iets wat het toeval van ontmoetingen en de toevalligheid der gevoelens in een noodzaak veranderde. Een vleugje eeuwigheid, niet meer dan een vleugje, maar toch.’ (pag. 212) 


Quote van de dag (30 april 2020)

‘Vakmanschap vraagt om kwaliteit, engagement, toewijding en investering in tijd en energie om het goede op de goede wijze te doen. Ambtelijk vakmanschap komt voort uit een roeping om bij te dragen aan de samenleving, om deze beter, schoner en heler te maken.’

(Paul Misdorp, Open deuren. Voor leiders die denken te veranderen, pag. 95)

Toen ik in de jaren ’70 van de vorige eeuw Nederlands studeerde, liep ik drie maanden college moderne letterkunde bij Herman Gorter-kenner bij uitstek, Enno Endt. Het was een genot. Endt ben de colleges soms met wat hij daarvoor had gedaan toen hij in het voortgezet onderwijs werkte: voor het bord gaan staan en heel langzaam een gedicht uitschrijven. Als leerling en student heb je dan de neiging om mee te gaan schrijven, om steeds het volgende woord te willen raden. Natuurlijk werd je bij elke regel die volgde verrast.

Ook het overschrijven van pregnante (mooi geformuleerde, inhoudelijk sterke, of filosofische) passages uit de boeken die ik lees in mijn boekenschriften, bepaalt me dichter bij de woorden dan dat ik ze alleen maar lees. Het procédé van het schrijven laat de woorden dieper binnendringen. Zo vergaat het me ook bij het uittypen van de quotes van de dag. Van overschrijven leer je zo veel!

De quote van deze dag is van Paul Misdorp, een studievriend sinds de tijd dat we naast onze eerste studie, samen ook filosofie studeerden. Paul heeft lange tijd bij een grote gemeente gewerkt en kent het openbaar bestuur erg goed. Tegenwoordig leidt hij samen met Jan-Willem Zeelenberg leercirkels waar veelal functionarissen uit het publieke domein zich diepgaand bezinnen op andere vormen van leiderschap en een anders opererende overheid. In Open deuren bundelt Paul een serie blogs die hij schreef over de thema’s die daarbij aan de orde zijn. Een zo’n thema is ‘vakmanschap’ – een begrip dat door de socioloog Richard Sennet weer onder de aandacht is gebracht. 

Bij vakmanschap denken we snel aan ambachtelijkheid, aan noeste arbeid, aan niet opgeven, aan precisie, aan de kenmerken die ook in het citaat staan: engagement, toewijding, kwaliteit. 

Verrassend is de combinatie met het woord ‘ambtelijk’ dat ik bij eerste lezing aanzag voor ‘ambachtelijk’. Nee, er staat ‘ambtelijk’ en de combinatie van dat woord met vakmanschap levert een interessante nieuwe lading die aanzet tot nadenken over de vraag: wat mogen we van overheden verwachten die in een nieuwe tijd vol burgerparticipatie tegelijkertijd knopen moet doorhakken over lange-termijnzaken als de reductie van de CO2-uitstoot, de beheersing van het vliegverkeer, de verkleining van de veestapel, noem maar op. Wat betekent ambtelijk vakmanschap in die context en welke waarden zijn dan van belang? Paul heeft het over ‘roeping’ en ‘roeping’ is altijd ‘geroepen worden tot’. Nou, dat is dus heel iets anders dan ‘snel carrière willen maken’ of ‘alleskunner, generalist’ willen zijn. 

Waar word je toe geroepen als je ambtelijk vakman of vakvrouw wilt zijn? Paul: tot bijdragen aan een betere, schonere en helere samenleving. Hoe ziet die er uit en hoe komt het beeld daarover tot stand? Wie doen daar in mee?

Het zijn vragen die je niet snel moet willen beantwoorden, maar waar je de tijd voor moet nemen. Het zijn ‘trage vragen’ waarvan de antwoorden moeten rijpen – niet in de laatste plaats omdat die antwoorden alleen kunnen ontstaan in situaties van een echte dialoog.

Open deuren bevat veel stof tot nadenken, niet alleen voor leiders die denken te veranderen.

Quote van de dag (29 april 2020)

‘Jarenlang heb ik tegen mezelf gezegd dat het niet gaat om de kilometers in het leven maar om het leven in de kilometers, en toch stuwt deze dwaze rusteloosheid me steeds weer vooruit.’

(Harold Elvin geciteerd in Kleine filosofie van het fietsen van Peter Delpeut, pag. 50)

Volgens Delpeut maakte de Engelse auteur Elvin deze opmerking toen hij in 1956 met de fiets in de Himalaya op pad was. Het is een verzuchting (of is het een bekentenis?) die ik goed herken al ben ik bepaald geen fietser maar een hardloper. Dat maakt nogal uit, zo viel me op uit Twitter. Er schijnt een fors verschil te zijn tussen wielrenners en hardlopers in de manier waarop ze zich aan de anderhalvemeter afstand houden. Wielrenners dus niet, hardlopers juist wel. (Er zijn trouwens meer verschillen die niet met het corona-virus te maken. Het groetgedrag verschilt en ook de mate waarin de beide sportdisciplines veroorzakers zijn van zwerfvuil.)

Elvin mag dan een fietser zijn, ik herken als hardloper wel zijn verzuchting. Het maken van kilometers is zeker in de voorbereiding op een marathon een vereiste. Ook los daarvan registreren de meeste hardlopers elke loop en wisselen ze via Facebookgroepen, Strava enzovoort de dagelijks gemaakte afstand en tijd uit. Kwantiteit wint het in de regel van kwaliteit als je onder dat laatste vooral het genieten van de omgeving, verstaat. Sinds ik het lopen van marathons achter me gelaten heb en me ben gaan toeleggen op het toeristisch hardlopen heb ik meer oog gekregen voor de omgeving, sta ik soms stil om de vogel te zoeken die ik hoor en kan ik ter plekke besluiten of ik een bocht wel of niet neem en wel zie waar ik uitkom.

Overigens, dat doelgerichte fietsen of hardlopen, dat willen maken van kilometers, dat hoort wel bij de mens. De huidige Denker des Vaderlands, Daan Roovers, vertelde onlangs in Trouw dat Aristoteles hier al op heeft gewezen. We doen iets met het oog op … en als dat laatste niet zo duidelijk meer is omdat we ons in een intelligente lockdown bevinden, dan vallen we kennelijk stil. 

Roovers: ‘Dat is ook een van de redenen waarom de stad zo verlaten is: zonder doel heeft wandelen geen zin.’ Ik begrijp wat ze bedoelt, maar voor mij is wandelen nu juist een intrinsiek bevallige activiteit, net als toeristisch hardlopen. Het gaat niet om de kilometers, maar (en nu spreek ik toch ook nog steeds mezelf toe) om het leven in die kilometers.

Intussen halen velen opgelucht adem dat de IKEA’s weer open gaan zodat ze daar hun vaste rondje kunnen maken.


Quote van de dag (28 april 2020)

‘Als een ervaring haar revolutionaire gevolgen ontplooit en ertoe aanzet dat een leven in een geheel nieuw licht  wordt gedompeld en een totaal nieuwe melodie krijgt, dan doet ze dag geruisloos, en in die schitterende geruisloosheid ligt haar bijzondere aard.’

(Pascal Mercier, Nachttrein naar Lissabon, pag. 44)

Bladerend door de kranten van deze dag na Koningsdag valt opnieuw op hoeveel onzekerheid er over de toekomst wordt opgeworpen doordat zoveel economische activiteit abrupt stil is komen te liggen. In NRC van vandaag is bijvoorbeeld te lezen wat hiervan de gevolgen zijn voor Nederlandse campingshouders. Het hakt er allemaal flink in. 

In de weekendbijlagen werd al volop gespeculeerd over de aard van het post-coronatijdperk. Mooi om daar tijdig mee te beginnen maar het lijkt me een illusie om te verwachten dat we daar al een goed beeld van kunnen vormen nu we nog niet eens weten hoe lang de beperkingen van kracht moeten blijven om de gezondheid van velen niet in gevaar te brengen.

De passage in de Nachttrein naar Lissabon werpt de vraag op of we ingrijpende veranderingen überhaupt wel kunnen voorzien. Voltrekken ze zich niet veeleer geruisloos of op een andere manier dan we denken? Kunnen we pas achteraf constateren wat wezenlijk veranderd is?  

‘Het is een vergissing te denken in een leven de beslissende momenten waarop de vertrouwde richting voor altijd verandert, vol luide en felle dramatiek moet zijn en gepaard gaat met hevige gemoedsaandoeningen. Dat is een kitscherig sprookje waarmee dronken journalisten, op aandacht beluste filmregisseurs en schrijvers wier hoofd eruit ziet als een roddelblaadje, de wereld hebben opgescheept. De waarheid is, dat de dramatiek van een het hele leven bepalende ervaring er vak een is van een ongelooflijk milde soort. Die heeft zo weinig gemeen met een knal, een steekvlam en een vulkaanuitbarsting, dat de ervaring meestal niet wordt geregistreerd op het moment waarop zij wordt ondergaan.’

Er is een oorzaak (het virus) en er zijn gevolgen. Die gevolgen kunnen verwachte of onverwachte gevolgen zijn, gunstige en ongunstige. Pascal Mercier maakt mij nieuwsgierig naar de gunstige onverwachte. Daar zien we er nu al heel veel van. Welke zullen we nog gaan zien als alles achter de rug is?

Quote van de dag (24 april 2020)

‘Feiten zijn altijd leeg, ze nemen de vorm aan van het gevoel waarmee ze worden gevuld.’

(Juan Carlos Onetti, De put en andere verhalen, pag. 25)

De bundel De handen van Cicero. Retorische antwoorden op de retoriek van onze tijd opent met een bijdrage van Bas Heijne met de titel ‘De taal van de woede’. En er is in onze tijd bepaald sprake van woede. De corona-crisis verandert daar niets aan.De social media ontploffen als iemand iets controversieels zegt, zoals onlangs toen de psycholoog Martin Appelo het had over het volk dat in opstand gaat komen tegen het anti-coronabeleid van het kabinet Rutte. 

Wanneer is woede gerechtvaardigd? Wanneer is woede terecht en wanneer verwordt het tot blinde rancune? Wanneer gaat de taal van de woede een eigen leven leiden en worden de banden met de werkelijkheid verbroken? 

Heijne: ‘Feiten doen er niet meer toe, de feiten passen zich aan aan de woede, de woede is haar eigen raison d’être geworden.’ In de woorden van Onetti: het gevoel neemt de regie over en zet de werkelijkheid naar zijn hand.

Hoe kan het zover komen? Het is een vraag die Bas Heijne bespreekt aan de hand van het werk van Menno ter Braak en Edmund Burke. 

Zodra de feiten er niet meer toe doen, creëert de woede haar eigen feiten, feiten die losgezongen zijn van de werkelijkheid. De woede creëert een taal ‘die geen tegenspraak duldt, die op geen enkele manier gevoelig is voor argumenten en weerlegging. Of voor de belangen van de tegenstander.’ 

En die tegenstander heeft het vervolgens gedaan. Alle haat wordt op een persoon of een bevolkingsgroep gericht. Heijne nog een keer: ‘Het is niet de werkelijkheid die in de weg zit, het is de ander die je dwarsboomt – daarom moet die ander weg.’

Regelmatig hoor en lees ik over de verwachting dat de aanhoudende intelligentie lockdown de aanvankelijke adhesie voor het beleid zal doen verkeren in diepe frustratie bij grote delen van de bevolking met alle risico’s van dien voor de noodzakelijk geachte discipline die nodig is om ‘vol te houden’ (Rutte). Zou dit echt zo zijn of is hier sprake van een self-fulfilling prophecy?

Wie het weet mag het zeggen. Maar wie het niet weet, kan maar beter eerst goed nadenken over de mogelijke consequenties van het antwoord op deze vraag. 


Quotes van de dag (22 en 23 april 2020)

Op deze twee dagen heb ik gewerkt aan een blog over een woord, het woord ‘breinmoes’. Nooit van gehoord? Nieuwsgierig geworden? hier de link naar dat blog: https://harmklifman.nl/2020/04/23/breinmoes/

Quote van de dag (21 april 2020)

‘Politiek is een typisch bedrijf, het gaat over het organiseren van macht. En zolang er electoraal nog geen macht te organiseren valt op basis van het nieuwe paradigma, zul je in de politiek meer leiders van het oudere type aantreffen. Politieke leiders worden, in ieder geval in de westerse democratie, eerder door de samenleving geproduceerd dan dat ze haar op sleeptouw nemen.’

Herman Wijffels in Henk Manschot, In naam van de natuur, pag. 30.

Wijffels doet zijn uitspraak in een interviewbundel uit 2009 over duurzame ontwikkeling, leiderschap en persoonlijke verandering – onderwerpen die als gevolg van de intelligente lockdown waarin we ons bevinden, opnieuw (of nog steeds en in verhevigde mate) actueel zijn. 

Ik sluit me aan in de rij die al gevuld is met velen die roepen: dit is het goede moment, voor de politiek en voor de samenleving, om na te denken over de vraag hoe het verder moet en hoe het anders verder kán. 

En tegelijkertijd moet er met man en macht gewerkt  worden aan de beheersing van het virus en van de directe gevolgen die daarmee verbonden zijn. Een helse opdracht. Nog los van de andere urgente onderwerpen die aandacht vragen.

Hels ook omdat het kabinet in zijn beleid rekening houdt met gevoelens in de samenleving en met de vermoede acceptatiegraad voor maatregelen. 

Wanneer is er sprake van een nieuw paradigma dat leidend kan zijn? Hoe stellen we de aanwezigheid daarvan vast? Is een kenmerk van een paradigma niet dat het juist niet langer nieuw is, maar gesetteld? Ingedaald in het normale bewustzijn? Noemen we de fase die daarna voorafgaat niet eerder een revolutie (heftig of geleidelijk)?

We mogen hopen dat onze volksvertegenwoordigers nu al verder kijken dan de vraag of het kabinet voldoende mondkapjes in de wacht heeft weten te slepen. En ja, goed dat de ontwikkeling van een app met de nodige zorgvuldigheid wordt omgeven. Maar we hebben niet 150 kamerleden nodig om daar op aan te dringen. 

Een paar is voldoende, toch? Dan kan de rest zich met de toekomst bezig houden.  De samenleving op sleeptouw nemen.

Quotes van de dag (20 april 2020)

‘Mensen met visie en passie, die stevig vertellen hoe het moet maar niet tot actie komen, nemen we beleidsmedewerkers. Mensen met alleen actie en passie zijn workaholics, die eigenlijk een soort hobbyisme bedrijven zonder dat ze weten waar ze naar toe gaan. En mensen met visie en actie maar zónder passie zijn ambtenaren.’

(Toon Gerbrands, 2001)

‘Het grapje doet het nog altijd: wie zijn vak verstaat, beoefent het, wie dat niet kan, bestuurt; wie ook die kunst niet verstaat, houdt zich bezig met inspecteren en evalueren’.

(J.A.A. Verdoorn, 2001)

Beide citaten pluk ik van dezelfde pagina uit een van mijn boekenschriften. Ze zijn in dezelfde maand (juli 2001) overgenomen uit de bladen waar ik ze in las. Ze hebben duidelijk een paar dingen met elkaar gemeen. 

Ze roepen een glimlach op.

Ze suggereren herkenning bij de lezer en rekenen op bijval.

Ze maken karikaturen van serieuze beroepsgroepen. Ze zetten zwart/wil-beelden neer.

Ze rekenen erop dat de lezer dit doorheeft.

Ze vertrouwen erop dat de lezer de achterliggende boodschap zelf wel oppikt. 

En voorzover dat laatste toch niet gebeurt, zijn het de schrijvers zelf die daar in hun toelichtende tekst voor zorgen.

Het intrigerende van dit soort citaten is dat de schrijvers ervan uitgaan dat de lezer in staat is tot wat ik maar noem: ’dubbel denken’: enerzijds mee gaan in de humoristische schets van de werkelijkheid en anderzijds in alle redelijkheid weten dat diezelfde werkelijkheid wel wat genuanceerder is dan wordt voorgesteld. 

Impliciet wordt uitgegaan van de rationaliteit van de lezer. Diens rede vestigt de aandacht wel op de vooroordelen die erin verwoord worden. Ons verstand als corrector dus.

Dit impliciete beroep op het verstand (in de filosofie aangeduid als de rede) als van een hogere orde dan onze vooroordelen, onze emoties, onze overtuigingen, onze ervaringen kent een lange en springlevende traditie. Kijk maar naar de debatten op tv. De beste debaters waren altijd de redelijkheid zelf die er op vertrouwden dat hun rationele argumenten de ander wel zouden overtuigen. Tegenwoordig beginnen we te twijfelen aan de exclusieve effectiviteit van wat bekend staat als logos, en zien we steeds vaker dat geappelleerd wordt aan emoties (ethos en pathos). Voor overtuigen is meer nodig dan een goed argument. Het is het verschil tussen gelijk hebben en gelijk krijgen.

In het onlangs verschenen Stop met redelijk zijn. Waarom je met argumenten niets verandert gaat de Australische schrijver, filosoof en radiomaker Eleanor Gordon-Smith in op de vraag wat maakt dat mensen van mening veranderen. Is dat inderdaad door goede argumenten? Of zijn hier heel andere mechanismes aan het werk? Ja, vaak wel dus.

Gordon-Smith gaat grondig te werk: ze verwerkt veel inzichten uit filosofische studies maar verricht ook veldwerk door mensen te interviewen die belangrijke veranderingen in hun opvattingen over het leven en hun eigen plaats daarin, ondergingen. Het zijn spannende verhalen, heel goed geschreven en onthullend voor onze (mijn) ideeën over hoe verandering van opvatting werkt.

Terug naar de twee quotes van deze dag. Ons gezond verstand zorgt er vast wel voor dat we, voorbij de humor, onszelf niet misleiden met karikaturen. 

Zo nuchter zijn we nu ook wel weer. 

Quote van de dag (17 april)

‘Het kan vreemd klinken, maar juist in het ondenkbare of gemakkelijk weg te denken heden als een moment van actualiteit ontsnappen wij aan de gesloten voortgang van de tijd en zijn wij getuigen van wat er werkelijk gebeurt. En de toekomst, kunnen we dan bedenken, is niet wat wij doen, maar wat er met ons gebeurt.’

Cornelis Verhoeven, Dierbare woorden, pag. 388)

Dierbare woorden bundelt de korte beschouwingen over steeds een woord die de Nederlandse filosoof Cornelis Verhoeven schreef voor verschillende dagladen en tijdschriften.  Het is een prachtige boekwerk dat in 2002 door zijn zoon Daan werd samengesteld en dat ik na enig zoeken onlangs tweedehands kon bemachtigen. 

Bovenstaande tekst komt uit het lemma ‘Toekomst’.

Verhoeven wijst op het doorklinken van het werkwoord ‘toekomen’, of misschien beter: ‘toe komen’. Iets komt naar ons toe. ‘Komen’ staat hier tegenover ‘gaan’: de tegengestelde beweging. Iets gaat van ons af.

‘Het initiatief van het komen ligt niet bij ons en we kunnen met dat woord hooguit de verwachting uitdrukken dat de beweging zich in onze richting begeeft en ons daardoor aangaat. (…) Wat komt is iets anders dan wat wij zelf doen of gaan halen.’ 

Omgaan met de toekomst veronderstelt dus een open staan voor, een ontvankelijkheid alsook een oplettendheid. Tot wat naar ons toekomst kunnen wij zelf niet besluiten. We kunnen wel verwachtingen hebben, maar die zijn van een andere orde. Onze verwachtingen hebben iets persoonlijks, zijn van onszelf, wat de toekomst ons brengt is dat juist en per definitie niet. We zeggen dan: ‘dingen gebeuren‘ en daarvoor geldt: ze gebeuren in het nu en ze gebeuren nu eenmaal.

In de wereld van het management wordt vaak het woord ‘toekomstgericht’ gebruikt, bijvoorbeeld in combinatie met ‘denken’: toekomstgericht denken.

Terwijl toekomst naar je toekomt, veronderstelt toekomstgericht denken een beweging die van je af gaat, de toekomst tegemoet. Zo ontstaat een combinatie van twee bewegingen in tegengestelde richting. 

Ontstaat er dan een nieuwe betekenis (een oxymoron, zoals in ‘koudvuur’) of hebben we te maken met een interne tegenspraak (een contradictio in terminis)?

Quote van de dag (16 april 2020)

‘Juist in tijden van crisis bestaat levenskunst uit het nemen van de dingen zoals ze zijn, handelen met grote marges van onzekerheid en acteren in situaties van chaos.’

(Jan Hoogland en Maarten Verkerk, Prediker voor managers, pag. 142)

Vanmiddag wordt het winnende Managementboek van het Jaar 2020 bekend gemaakt. Het geplande gala in De Rode Hoed in Amsterdam moest worden afgelast en is vervangen door een online bij te wonen, kleinschalige bijeenkomst met de vijf auteurs van de shortlist.

De afgelopen jaren heb ik zo’n honderd managementboeken gelezen en me verdiept in de retorische kenmerken van dit genre boeken. Wat maakt dat ze zo gewild zijn? Waar is het de auteurs om te doen? Met welke middelen willen ze hun lezers overtuigen? Hoe appelleren ze aan emoties bij de lezer? Wat voor soort adviezen geven zij?

In mijn boek Cicero leest Covey doe ik verslag van dit onderzoek. Ik laat ook zien dat auteurs altijd beloften doen: als je deze principes hanteert, deze regels toepast, deze blinde vlekken wegneemt,… dan komt het wel goed met jou als manager. Sterker: dan zul je succesvol zijn en lopen je medewerkers met je weg. Of: dan wordt jouw onderneming beslist een succes. 

De auteurs van veel van deze boeken beloven managers zekerheden door hen te laten sleutelen aan hun vaardigheden. Een geliefde belofte is: van manager leider worden.

Is er dan iets mis met al deze pogingen om onzekerheden te reduceren? Neen, natuurlijk niet. Menig manager zal zich gesterkt weten door de adviezen die hij of zij uit deze boeken haalt. Lezing van deze boeken draagt bij aan leren, aan groei, aan vergroting van bekwaamheden en vaardigheden. 

Punt is: je moet er in geloven en toch ook niet. Je moet de inhoud van al die beloftes serieus nemen om te kunnen beoordelen of ze bij jou als manager passen. En tegelijkertijd moet je ze kunnen relativeren en juist niet al te serieus nemen. En precies in dit dubbele denken toont zich de wijsheid van de manager en daarmee diens persoonlijk leiderschap. 

En dan breekt er een pandemie uit.

Disruptie is het populaire woord van adviseurs voor de grote spelbreker in de logica van het populaire managementboek. Of, in andere woorden en in lijn met het boek van Nassim Nicholas Taleb: het corona-virus is een zwarte zwaan

Opeens is alles anders. Weg is alle managementboek-logica. 

Adviseurs en leiders gaan op zoek naar andere handelingsperspectieven en bijpassende handelingspatronen. Een site als managementsite.nl publiceert interessante voorbeelden van deze nieuwe zoektocht. 

Ik hoop dat ze bij dit zoeken iets meenemen van de wijsheid en levenskunst die Prediker aanreikt.

Quote van de dag (15 april 2020)

‘Zich ‘formeel’ verantwoordelijk gesteld weten is voor veel mensen in organisaties een belangrijker drijfveer tot handelen geworden dan bijvoorbeeld belangstelling, liefde, zorgzaamheid, of gewoon ergens zin in hebben.’ 

(Ruud Kaulingfreks, Gunstige vooruitzichten. Filosofische reflecties over organisaties en management, pag. 102)

Dit schreef Kaulingfreks een kleine 25 jaar geleden in een boek over onder meer de invloed van management op het welbevinden van mensen in organisaties. Het toont een somber beeld.

En dan, opeens lijkt dit citaat op één slag gedateerd. 

De bestrijding van het corona-virus maakt allerlei onorthodoxe benaderingen en handelwijzen noodzakelijk. Velen bevrijden zichzelf van het harnas van de formele regels en procedures, van de protocollen en verantwoordingen om zich met hart en ziel in te zetten voor anderen. Het is als het ontwaken uit een honderdjarige slaap. Dat kon en kan dus nog. 

Er is kennelijk een calamiteit nodig om weer tot leven gewekt te worden. 

Als het er op aankomt, gebeurt het gewoon weer en wordt alle formaliteit afgelegd. De belangstelling, de liefde, de zorgzaamheid of gewoon ergens zin in hebben: ze waren nog niet bevroren, in coma of erger.

Eigenlijk best geruststellend.

Dit schreef ik gisteren. 

Toen ik klaar was, was ik niet tevreden. Dan is er maar één conclusie: even laten liggen.

Nu: moeten we er zo naar kijken? 

Ik twijfel.

Was het echt zo somber als Kaulingfreks het doet voorkomen? 

Quote van de dag (13 april 2020)

Vergeving is daarom altijd een offer.

‘Vergeving doorbreekt de causale samenhang, omdat degene die – uit liefde – ‘vergeving schenkt’, de verantwoording voor de gevolgen van jouw daden op zich neemt.

De prijs die je voor deze bevrijding van jezelf, door het offer van een ander, te betalen hebt is deze, dat je zelf bereid bent om anderen evenzó te bevrijden – ongeacht de inzet die gevraagd wordt.’

(Dag Hammarskjöld, Merkstenen, pag. 144.)

Deze woorden schreef Hammarskjöld tijdens de Paasdagen van 1960, dit jaar precies 60 jaar geleden dus.  Ze werden gevonden in zijn dagboek, na zijn dood als gevolg van een vliegtuigongeluk in 1961. 

Hammarskjöld was een begenadigd Zweeds diplomaat en secretaris-generaal van de Verenigde Naties. 

Zijn dagboekaantekeningen zijn later uitgegeven onder de titel Merkstenen. Bij lezing hiervan viel mij op dat de teksten gaandeweg steeds mystieker worden, persoonlijker ook en daardoor minder toegankelijk. 

Bovenstaand citaat vraagt om lezing en herlezing, telkens opnieuw om er de draagwijdte, of moet ik zeggen: diepte, ervan te ervaren.

Wat me opvalt is, dat de tekst geschreven is in de tweede persoon enkelvoud. Alsof de woorden worden uitgesproken tot een ander, alsof Hammarskjöld iemand anders in zijn inzicht wil laten delen. 

Maar ik denk dat dit schijn is. Het gaat om een dagboekaantekening. Er is geen ander dan hijzelf. Komt de keus voor de tweede persoon voort uit het besef dat een keuze voor de eerste persoon de gedachte te dichtbij brengt, te intiem, te persoonlijk maakt? 

Quote van de dag (10 april)

‘Als taalwezens dragen we de ander altijd met ons mee. De taal is de interiorisatie van alle anderen. Niemand is alleen: alleen al op grond van het feit dat hij spreekt.’ 

Fernando Savater (in) Ger Groot, Twee zielen, pag. 113)

Zou je alleen op de wereld zijn, of op een onbewoond eiland, dan heb je geen taal nodig. Taal heb je nodig om je met een ander te verstaan. 

Mooi woord trouwens, ‘verstaan’. Het betekent niet alleen ‘opvangen, horen’ maar ook ‘begrijpen wat gezegd of geschreven is’ (ik moet denken aan Filippus tegen de kamerling uit Ethiopië: tegen ‘Verstaat gij wat gij leest?’). ‘Verstaan’ zit ook in ‘verstandhouding’ en dus ‘relatie’.

En precies dat laatste klinkt door in het citaat van Fernando Savater. Taal is meer dan een handig, neutraal en functioneel vervoermiddel voor het overbrengen van mededelingen of gedachten tussen personen. 

In de taal is de mens zelf aanwezig, meer nog, de geschiedenis van de mens(heid). Als taalgebruiker nemen we die geschiedenis met ons mee.

En opnieuw moet ik denken aan die mooie uitspraak van Eugen Rosenstock-Huessy: de taal is wijzer dan degenen die haar spreken. 


Quote van de dag (9 april 2020)

‘Je moet zorgvuldig afwegen wat ieders kwaliteiten zijn en die op de juiste manier inzetten, zonder te willen uitproberen hoe goed die van een ander bij je passen; want wat het best bij je past, is vanzelfsprekend ook het meest gepast. (…) De dingen waar we het meest geschikt voor zijn, daar moeten we ons bij voorkeur mee bezighouden, en als je dan noodgedwongen in de hoek gedrukt wordt van dingen die niet bij je kwaliteiten passen, moet je al je energie, gedachten en aandacht inzetten om ze zo niet op gepaste wijze, dan toch op zo weinig mogelijk ongepaste wijze te kunnen doen; je moet niet zozeer je best doen om kwaliteiten die je niet gegeven zijn te verwerven als wel om fouten te vermijden.’

(Cicero, Fatsoen, XXXI)

Doen waar je goed in bent – dat zal je ook het beste afgaan. Het omgekeerde is ook waar: als iets je goed afgaat, past het bij jou. 

Het is een leidraad die het in personeelsbeleid goed doet: ruimte geven aan de doorontwikkeling van iemands (individuele) sterke punten. Om vervolgens in samenwerking en teamwork creatief gebruik te maken van diversiteit. Dat lijkt me verstandiger dan er naar te streven dat iedereen hetzelfde kan en overal even goed in is. 

Over je mindere kwaliteiten is Cicero ook duidelijk: zorg dat jij zelf en anderen daar niet teveel last van hebben. Je hoeft er geen ‘verbeterpunten’ van te maken. Beperk de schade, dat is al heel wat. 

Pfff.

Dit is wat mij betreft een realistischer benadering dan roepen dat ‘fouten maken mag’ dat eerder klinkt als de belofte van een compliment bij evident geklungel.


Quote van de dag (8 april 2020)

‘Dat we voortdurend in verschillende werelden tegelijk leven, is zo vanzelfsprekend dat we niet eens meer door hebben hoe virtuoos we daarin zijn. Mensen die aan de ene kant het gat in de ozonlaag steeds maar groter zien worden en de mensheid geen enkele kans meer geven, kunnen zich aan de andere kant vreselijk druk maken om hun pensioen of wijnen inkopen die pas in jaar X op dronk zijn. Feitelijk zijn we altijd al dubbelgangers van onszelf, en die diversiteit in onze omgang met het leven gaat ook op voor onze filosofische gedachten.’ 

(Rüdiger Safranski in Ger Groot, Twee zielen, pag. 132)

Soms constateer ik achteraf dat er een associatieve verbinding is tussen de opeenvolgende quotes van de dag. Van een lichtvoetige omgang met principes, via de kenbronnen hart en verstand kom ik nu met een citaat van de bekende filosofenbiograaf Safranski: de mens als dubbelganger van zichzelf, voor wie het de natuurlijkste zaak van de wereld is om er standpunten en gedragingen op na te houden die volkomen met elkaar in strijd zijn. En dat ‘natuurlijkste zaak’ kunnen we serieus nemen, in de betekenis van horend bij de menselijke natuur.

We verwachten graag van anderen dat ze consequent gedrag vertonen (zie discussies over veganisme) maar hebben er vaak moeite mee om dat zelf wel te zijn (en als het niet lukt zijn we heel toegeeflijk jegens onszelf). En dat is maar goed ook.

Jede Konsequenz führt zum Teufel. Op internet wordt gediscussieerd over de vraag van wie deze uitspraak is: Goethe, Luther of Brecht. Maakt even niet uit. De strekking is dat je niet al te consequent moet willen zijn want dat leidt alleen maar tot een hoop gedoe en de dood tot gevolg.

Zelf vind ik het beeld van de mens als een ‘pak van Sjaalman’ wel toepasselijk. Het pak van Sjaalman bestond uit een dikke bundel van maar liefst 147 artikelen over verschillende onderwerpen die romanfiguur Batavus Droogstoppel in de Max Havelaar van Multatuli aangeboden kreeg om te redigeren. Maak daar maar eens een samenhangend verhaal van. Het is Multatuli op een fantastische manier gelukt, maar ook hij had daar wel een aantal verteltruuks voor nodig.

We houden van mensen van wie we zeggen dat ze ‘uit één stuk zijn’. Klinkt als: je krijgt wat je ziet.

De realiteit is dat we in de wisseling van ‘werelden’ waarin we leven (om met Peter Sloterdijk te spreken: de verschillende sferen) steeds moeten schakelen, afstemmen, inschikken, en meebewegen om ‘ons ding te doen’.

Is daar wat mis mee?

Of is het eigenlijk razend knap dat we dat kunnen, zoals Safranski zegt: ‘virtuoos’?

Quote van de dag (7 april 2020)

‘Het hart heeft eigen redenen die het verstand te boven gaan.’

(Blaise Pascal, Gedachten)

Pascal wijst erop dat we er met het gebruik van ons verstand niet zijn, we hebben meer nodig, een andere kennisbron die ons andere dingen leert. 

Het is een veelgeciteerde oneliner van Pascal, de schrijver van vele Gedachten, oftewel Pensées, zoals het in het Frans heet. De Nederlandse vertaling die bij Boom verscheen, telt meer dan 500 pagina’s. 

Pascal heeft het over de ‘eigen redenen’ van het hart. Nu klink dat ‘redenen’ evengoed wel weer rationeel, verstandelijk. Maar misschien ligt de nuance, het onderscheid in het woord dat eraan voorafgaat, ‘eigen’ – ‘specifiek’, ‘kenmerkend voor’.

Op zijn minst zo intrigerend is het slot van de bewering. De redenen van het hart gaan die van het verstand ‘te boven’: ze zijn van een hogere orde, staan hiërarchisch op een hoger niveau.

Pascal heeft veel bijval en weerklank gekregen op dit citaat. Lezend in de Wijsheid van Jesus Sirach las ik (37: 13-18):

En geef ook acht op de raad van uw hart,

want geen mens verdient zozeer uw vertrouwen.

Het hart van een mens weet soms meer te melden

dan zeven wachters die hoog op een toren zitten,

En daarbij moet gij dan de Allerhoogste bidden,

dat Hij in zijn trouw uw schreden richt.

Ieder werk begint met overleg

en aan elke daad gaat een plan vooraf.

Alle beleid wortelt in het hart,

en daaruit schieten vier loten op,

goed en kwaad, leven en dood.

Maar wat over deze dingen tenslotte beslist, is de tong.

Verrassend hè, die slotzin. We kunnen van alles bedenken, plannen, verzinnen, in ons hoofd hebben. Maar als het er op aankomt, zijn het onze woorden die het doen. 

En die beslissen over goed en kwaad, over leven en dood. 

Quote van de dag (6 april 2020)

‘Principes: je moet ze elke avond tellen. En dan lachen dat je er nog altijd zoveel hebt.’

(Cornelis Verhoeven in Ger Groot, Twee zielen, pag. 55)

De opdracht die Verhoeven geeft: je principes elke avond tellen, kan dat eigenlijk wel? Wie heeft daar een genummerd rijtje van? En wanneer telt iets als principe? Als het de onderbouwing is van bepaalde gedrags- of handelingspatronen? Of mogen die patronen ook als zodanig gelden?

Nu we met zijn allen moeten improviseren, zakken er heel wat heilige huisjes in. Vaste gewoonten, rituelen, onweersproken ordeningen, dingen die we verheven hebben tot een ‘principe’ – zoal niet zo genoemd dan toch wel zo beleefd. We ontdekken dat dingen ook anders kunnen. Al improviserend vinden we nieuwe weggetjes.

Toon Tellegen dichtte eens zo mooi (Over liefde en over niets anders):

Ik trok een streep:

tot hier,

nooit ga ik verder dan tot hier.

Toen ik verder ging

trok ik een nieuwe streep, 

en nog een streep.

De zon scheen

en overal zag ik mensen,

haastig en ernstig,

en iedereen trok een streep,

iedereen ging verder.

Een beetje spot, ook zelfspot, is volgens Verhoeven gezond. Het maakt de dingen lichter. Spotten doe je niet met van alles en nog wat. Niet alles komt er voor in aanmerking. ’Iets waarmee je spot, moet altijd een beetje heilig zijn, anders is het niet spannend.’ Jezelf niet al te serieus nemen is ook gewaagd. 

Je principes tellen en je dan verwonderen over jezelf.

Quote van de dag (4 en 5 april 2020)

Deze beide schitterende weekenddagen heb ik aan andere zaken besteed.

Quote van de dag (3 april)

Op deze dag schreef ik een column over een uitdrukking die ik ergens las over organisaties in de zorg. Daar werk gesprek van een ‘vernetwerkte zwerm van organisaties’. Die uitdrukking trok mijn aandacht. de column is als zelfstandige bijdrage gepost.

Quote van de dag (2 april)

‘Woord-kleur

Wanneer ik verfkleuren koop, doe ik dat louter op het zien van hun naam. De naam van de kleur (Indisch geel, Perzisch rood, celadongroen) bakent een soort generiek gebied af, waarbinnen het precieze, speciale effect van de kleur onvoorspelbaar is: de naam is aldus de belofte van een plezier, het programma van een handeling: er schuilt iets toekomstigs in de volle naam. En toch, wanneer ik zeg dat een woord mooi is, wanneer ik het gebruik omdat het me bevalt, dan is dat allerminst op grond van zijn welluidende charme of van de oorspronkelijkheid van zijn betekenis, of van een ‘poëtische’ combinatie van beide. Het woord sleept me mee vanwege de idee dat ik er iets mee ga doen: het is de tinteling van een toekomstig handelen, iets als eetlust. Dit verlangen doet het hele bewegingsloze schilderstuk van de taal op zijn grondvesten schudden.’

(Roland Barthes door Roland Barthes, pag. 140).

Ouders met schoolgaande kinderen hebben het in deze tijd extra druk. Als een of beiden bovendien thuiswerken, dan is een beetje structuur in de dag en een handvol afspraken wel zo handig en rustgevend. Dat wordt sowieso aangeraden, dat aanhouden van bepaalde ritmes. Schiet de tijd om te lezen er voor deze ouders nu helemaal bij in? 

Anderen melden op social media dat ze juist eindelijk aan lezen toekomen. De lijstje en goede tips vliegen je om de oren. 

Zelf lees en herlees ik werk van de Franse filosoof Roland Barthes: zijn Het plezier van de tekst en zijn autobiografie Roland Barthes door Roland Barthes. Beide boeken lees ik parallel. Ze inspireren me, om meerdere redenen. Daarom deze keer geen quote, geen oneliner, maar een fragment – een fragment uit de autobiografie van Roland Barthes, die, net als Het plezier van de tekst, is opgebouwd uit tekstfragmenten en hier en daar een foto of tekening. Een autobiografie waarin de auteur niet in de eerste persoon spreekt maar over zichzelf in de derde persoon: hij. Als over een ander.

Het zijn geen gemakkelijke boeken. Het is voor mij echt even wennen aan de stijl die springerig is, associatief, meanderend en vaak in gesprek met andere auteurs die ik niet allemaal ken. Hij gebruikt ook woorden die nieuw voor me zijn of in een betekenis die me vreemd is.

Tegelijkertijd dagen de tekst en de stijl me uit. Ze zetten me aan het denken over mijn eigen leeservaringen, over mijn eigen plezier van de tekst, over de momenten van genot (Barthes maakt een intrigerend onderscheid tussen plezier en genot). Ik ben daarom begonnen mijn eigen reflecties te verwoorden in een persoonlijke brief aan Barthes, mijn antwoord op zijn Het plezier van de tekst. Natuurlijk weet ik dat Barthes deze brief, zodra ik die ‘verzonden’ heb (en dat gaat nog wel even duren) nooit zal lezen. Zijn dood, vorige week 40 jaar geleden, als gevolg van een verkeersongeluk kreeg een episch vervolg in de roman De zevende functie van taal van Laurent Binet. 

Het bovenstaande fragment gaat over woorden die verwachtingen wekken zoals de namen van verfkleuren, namen die plezier beloven, die de toekomst op voorhand met een gulden randje versieren. Het gaat niet over de betekenis van woorden (we zien geen kleuren) maar over de werking ervan. 

Is dat niet ook de functie die boektitels hebben: woorden die de potentiële koper = lezer eerst tot stilstand willen brengen en daarna tot een beweging: het opnemen van het boek om de achterflap te lezen? De titel als verleiding, de achterflaptekst die de smaakpapillen in werking zet.

En als u op enig moment (weer) door de boekhandel loopt (de onze is helaas gesloten), wil dan eens letten op de verschillen tussen soorten boeken. Zoals er in de literatuur verschillende genres zijn (proza/poezie, fictie/nog fictie) zo zijn er ook genres te onderscheiden in boektitels. Zelf onderzocht ik de retorische werking van titels van populaire managementboeken (zie Cicero leest Covey). Die titels hebben vaak tot doel te appelleren aan een emotie bij de lezer (vrees voor de toekomst, vrees voor eigen onvermogens) en een oplossing daarvoor te beloven (‘Hoe je …’). De retorische lading van dit soort titels verschilt echt van die van romans of van biografieën. Of van kookboeken of sportboeken, of …

Quote van de dag (1 april 2020)

‘Humor is een verwerking van rouw (juist datgene wat ons pijn doet moeten we aanvaarden), waardoor hij zich ook weer onderscheidt van de ironie, die eerder moordzuchtig is. Ironie verwondt, humor geneest. Ironie kan dodelijk zijn, humor is levensreddend. Ironie wil overheersen, humor maakt vrij. Ironie is meedogenloos, humor is barmhartig. Ironie is vernederend, humor is nederig.

Ironie zegt nee (terwijl het vaak ja lijkt); humor zegt ja, ja ondanks alles, tóch ja, zelfs tegen alles wat de humorist, als individu niet in staat is te aanvaarden.’

(André Comte-Sponville, Kleine verhandeling over de grote deugden, pag. 266)

Wij Nederlanders zijn wel wat gewend, met onze levendige cabaretcultuur. We houden van spot en zelfspot, van satire, van een kritische spiegel die ons wordt voorgehouden. Zelf ben ik opgegroeid met Toon Hermans, Wim Kan, Seth Gaaikema, daarna Ivo de Wijs, Bram en Freek, Youp van ’t Hek, Herman Finkers en vele anderen daarna. Terugkijkend roept dit de vraag op of het karakter van humor is veranderd.

Misschien is dit de verkeerde vraag. Misschien is het beter om een verschil te maken tussen de inhoud en de werking van humor. Er worden tegenwoordig andere grappen gemaakt dan vijf, tien of twintig jaar geleden, gewoon omdat er andere onderwerpen aan de orde zijn of worden gesteld. Ook de vorm waarin dat gebeurt, is geen constante. 

Als we naar de werking kijken, is dan ondanks alle verschil in inhoud en vorm de grens tussen humor en ironie niet steeds dezelfde gebleven? 

Het corona-virus, zo las ik vandaag in mijn kwaliteitskrant, genereert zijn eigen humor. Zie de satirische nieuwssite De Speld. Er zullen ook andere zijn.

Zou het onderscheid dat Comte-Sponville maakt tussen ironie en humor ons helpen in ons pluis/niet pluis gevoel voor wat er zoal langs komt en wat we daar van vinden?

Quote van de dag (31 maart 2020)

‘Zichzelf begrijpen: is dat een ontdekking of een creatie?’

(Pascal Mercier, Nachttrein naar Lissabon, pag 345)

Ook vandaag weer een zin die tot nadenken stemt. En dat zomaar, middenin een roman. Nou ja, niet zomaar een roman. Nachttrein naar Lissabon staat bol van filosofische zinnen en passages. Misschien dat u er meer van gaat lezen in deze serie.

Ontdekken, creëren? Hoort in zo’n opsomming niet ook: uitvinden? En misschien ook: verzinnen? Of is ‘verzinnen’, net als ‘construeren’, een variant van ‘creëren’?

Op school leerden we het verschil tussen ‘ontdekken’ en ‘uitvinden’. ‘Ontdekken’ als leren kennen van iets wat er altijd al was, maar nog niet werd gekend (zoals de ontdekking van Amerika – een voorbeeld van toen dat nu grote vraagtekens oproept). ‘Uitvinden’ als iets wat er nog niet was maar wel mogelijk blijkt (zoals de uitvinding van de stoommachine). Waar zit ‘creëren’? Dichter bij ‘uitvinden’ dan bij ‘ontdekken’?

Dan die eerste woorden: ‘zichzelf begrijpen’. Er staat niet: ‘jezelf begrijpen’. Niet de tweede persoon enkelvoud, maar de derde persoon, zoals in ‘zich verbazen’, ‘zich vergissen’. Onbepaalde wijzen dus, infinitieven, het hele werkwoord, onvervoegd. Minder direct, minder aan-sprekend dan ‘jezelf begrijpen’. Onpersoonlijker, afstandelijker en daardoor universeler.

We zeggen gemakkelijk tegen de ander dat we hem of haar niet begrijpen. In spaarzamere gevallen zijn we ook bereid te erkennen dat we onszelf soms niet begrijpen. We verrassen dan onszelf. Dat kan en ook dat is dan weer verrassend.

Zichzelf begrijpen, hoe verloopt dat? Het werkwoord begrijpen suggereert eerder een bewuste actie, een handeling waar moeite voor wordt gedaan, dan een inzicht dat je toevalt. Met andere woorden, ontvankelijkheid is niet voldoende, het is wel een noodzakelijke voorwaarde. 

Zichzelf begrijpen: je moet er zelf iets voor doen. Via de blik naar binnen, via de ander als spiegel, via beide? En wat is dan ‘begrijpen’? Kunnen beredeneren? Iets van jezelf ‘een plaats kunnen geven’ (wat of waar dat dan ook moge zijn)? Begrip krijgen voor jezelf? Grip krijgen op jezelf?

En wat gebeurt er als we het werkwoord ‘begrijpen’ aanwenden voor wat ons in deze tijd overkomt en hoe we daar taal aan geven? Hoe kunnen we de coronacrisis begrijpen? Is wat we crisis noemen een ontdekking of een creatie? 

Het komt me voor dat het vooral een ‘constructie’ is waarin het ‘begrijpen’ en het ‘grip krijgen op’ hand in hand gaan. 

Quote van de dag (30 maart 2020)

‘Iets kunnen laten, dat is de essentie van beschaving, toch!’

(Jaap Scholten, Morgenster, pag. 169)

Bij beschaving denken we eerder aan meer dan aan minder, eerder aan hoger dan aan lager, eerder aan kwaliteit dan aan kwantiteit. 

We noemen een samenleving een hogere beschaving wanneer er sprake is van kunst, van fraaie architectuur, en van dichters die het leven bezingen, 

Van een mens zeggen we dat die beschaafd is, als hij of zij welgemanierd is in woord en daad, als zij of hij weet in welke situatie welke woorden en handelingen passend zijn.  

Tegenover ‘beschaafd’ staat ‘onbeschaafd’. En, naar Cornels Verhoeven eens opmerkte, misschien ook ‘onbeschoft’.

Wat staat tegenover ‘beschaving’? Iets niet kunnen laten? Niet ‘nee’ kunnen zeggen tegen ongebreidelde verlangens? Weigeren om afstand te houden als dat wordt gevraagd?

Quote van de dag (29 maart 2020)

‘Volgens Prediker zou je moeten zeggen: het genieten van je succes doe je door je succes te ontvangen als iets wat je toevalt; als iets wat je niet kunt afdwingen, maar dat je gegeven is en dat toch altijd mede afhankelijk blijft van gelukkige omstandigheden  en van de inspanningen van anderen.’

(Jan Hoogland en Maarten Verkerk, Prediker voor managers. Levenswijsheid voor bestuurders en professionals. pag. 123.)

Tijdens mijn onderzoek naar retorica in populaire managementboeken frappeerden mij de vele beloften die werden gedaan op succes. Veel van deze boeken drijven op de bewering dat als je als manager maar voldoende van X door je handelen strooit, het succes je tegemoet stroomt. Supergoeroe Stephen R. Covey durft, mits je zijn adviezen strikt opvolgt, dat succes zelfs te garanderen. En zo wordt het de lezer met de paplepel ingegoten: succes is je eigen verdienste.

En wat als je geen succes hebt, als je tegenslagen hebt te verduren? Ligt dat dan ook aan jezelf?

Op dit moment ervaren velen tegenslag zoals inkomensderving of contactarmoede. Dat stemt tot nadenken, voorbij de vanzelfsprekendheden waarop stilzwijgend altijd werd gerekend. 

In hun boek over het Bijbelboek Prediker pleiten Hoogland en Verkerk voor een andere visie op wat management is en wat management vermag. Ze vragen aandacht voor ontvankelijkheid – voor de kunst van het ontvangen, voor dankbaarheid.

Het zaad van de dankbaarheid wordt in een seculiere samenleving maar schaars gezaaid. Als afscheid is genomen van God, bij wie moet je dan nog terecht?

En toch, diep van binnen weet iedereen hoe het met de veelgeprezen ‘autonome, verlichte mens’ eigenlijk zit.

Ben benieuwd waartoe dat leidt.

Quote van de dag (28 maart 2020)

‘Hopen is geloven dat iets mogelijk is. Geloven is hopen dat iets niet onmogelijk is.’

(Ann van Sevenant, Filosofie in honderd woorden, pag. 96 (Geloof))

Soms opent een enkele zin een gedachtenwereld die het verdient om nader ontdekt en verkend te worden. Je voelt onmiddellijk dat het gaat om meer dan een puntig aforisme. Het is alsof er een mentale ruimte wordt ontsloten die nog niet in kaart is gebracht. Je mist richtingwijzers en bestemmingen en het is maar de vraag of de taal waarover je beschikt voldoende is toegerust voor deze tocht. 

Nog zo’n zin die ooit als een bliksem bij mij binnenkwam:

‘Scheppen is iets maken uit niets, vergeven is niets maken uit iets.’

(Theo de Boer, De God van de filosofen en de God van Pascal, pag 53).

Ook hier geldt: elk woord telt, elk woord verdient een eigen meditatie.

Quote van de dag (27 maart 2020)

‘Op het meest fundamentele niveau is alle gedrag individueel. Dus als u de morele dimensie toepast op individueel handelen, brengt u integriteit in de gehele werkgemeenschap. (…) Uw leven is uw boodschap. Leiderschap door het goede voorbeeld te geven is niet alleen de meest indringende maar ook de meest duurzame vorm van leiderschap.’

(Keshavan Nair, ‘Waarde(n)vol leiderschap’, pag. 105 en 107)

Bovenstaande quote komt uit een boek over het leiderschap van Mahatma Gandhi, de geweldloze Indiase leider die voor velen een bron van inspiratie was en is. In boeken over leiderschap wordt hij veelvuldig genoemd.

Als er een iemand is geweest (naast Jezus natuurlijk) wiens leven  en wiens boodschap een twee-eenheid vormden, dan is dat Gandhi. 

Hoe zou de wereld er uit zien als, laten we zeggen, de helft van alle leiders hiertoe ook in staat zou zijn?  

Quote van de dag (26 maart 2020)

‘De gemiddelde ongevraagde briefschrijver is een diep verongelijkte schoolmeester, die zijn superioriteit jegens geadresseerden als een stuifmeelnevel over al zijn opmerkingen spuit, om vervolgens in het midden te laten welke overige bijdrage hij nog had willen leveren aan de maatschappelijke discussie.’

(Marja Brouwers, Casino, pag. 355)

Ook al leven we in tijden van Twitter en Facebook, dagbladen blijven bestookt met ingezonden brieven.

NRC meldt wekelijks het aantal voor plaatsing aangeboden brieven en het aantal daadwerkelijk geplaatste brieven, de laatste een fractie van de eerste.

Kennelijk verliest de traditionele uitlaatklep niets van zijn functie ook al zijn er kanalen beschikbaar die sneller stromen en onmiddellijk de respons terugvoeren naar de schrijver.

De situatie waarin we ons op dit moment bevinden prikkelt velen om een duit in het zakje te doen.  

Wat me opvalt is dat LinkedIn als zakelijk sociaal medium door veel leidinggevenden wordt benut om trots uit te spreken over de inzet en creativiteit van professionals. En wie zou deze waardering willen betwisten?

Twitter stond de eerste dagen vooral bol van ‘briefschrijvers’ die meenden betere virologen en crisisbeheersers te zijn dan de medewerkers van het RIVM resp. de staven van de regering. 

Wat brengt deze schrijvers tot deze zelfoverschatting, tot deze schoolmeesterachtige uitingen van superioriteit? Angst? Politieke vooringenomenheid? Plezier in het scheppen van verdeeldheid? 

Terwijl de situatie aanhoudt, verstomt langzaam het opportunistische geluid. De positieve krachten in de samenleving winnen. 

‘De meeste mensen deugen’.

Quote van de dag (25 maart 2020)

‘Waarschijnlijk gaat geen paradijs zo pijnlijk verloren als dat wat je in feite nooit had.’

(Emma Brunt, Een rus over de vloer, pag. 107)

De wereld staat op zijn kop. Heel veel dingen gaan anders dan we gewend waren. Er wordt een beroep gedaan op ons improvisatievermogen. 

Zal dit een tijdelijk beroep zijn? Of gaat het coronavirus ons dagelijks leven permanent ingrijpend veranderen?

Naarmate de crisis langer duurt wordt het laatste meer waarschijnlijk.

Ondanks de ernst van de situatie is dit ook een tijd om te experimenteren. Zie de overal opspringende creativiteit, het doorbreken van routines, en het verwijderden van hekjes rond de eigen opvattingen en belangen.

Creëren we ons een geïdealiseerd verleden? Of kijken we vooruit en scherpen we ons oog voor wat deze crisis ons aanbiedt als collateral benefits?

Quote van de dag (24 maart 2020)

‘Als je iemand vermoordt, steel je een leven. Je steelt het recht van zijn vrouw op een echtgenoot, berooft zijn kinderen van een vader. Als je een leugen vertelt, steel je iemands recht op de waarheid. Als je iemand bedriegt, steel je zijn recht op een rechtvaardige behandeling. Er is geen daad verachtelijker dan stelen’.

(Khaled Hosseini, De vliegeraar, pag. 102)

De situatie rond het coronavirus toont nieuwe voorbeelden van wat in dit citaat bedoeld wordt met ‘stelen’:

  • Hamsteren: je steelt voorraden die voor anderen bestemd zijn.
  • Het negeren van de oproep 1,5 meter afstand tussen personen aan te houden: je steelt voor de gezondheid noodzakelijke ruimte.
  • Mondkapjes en andere preventiematerialen tegen woekerprijzen te koop aanbieden: je steelt de fragiel zekerheid van werkers in de gezondheidszorg.
  • Nepnieuws verspreiden in de social media: je steelt de wankele rust die nodig is om niet collectief in paniek te raken.
  • Als leek niet onderbouwde twijfels verspreiden over de experts waarop onze regering haar beleid baseert: je steelt vertrouwen in het gezag.
  • ?

Quote van de dag (23 maart 2020)

‘De mens die niet in staat is om telkens ook in de derde persoon en in de tweede persoon te leven, is een karikatuur van zichzelf, geen held of god. En een groep van dit soort mensen is een brandende fakkel, een troep krijgers, een leger, maar geen volk. Want een volk heet volk vanwege zijn kracht tot veranderen, omdat het nooit verstart tot alleen maar eerste persoon.’

(Eugen Rosenstock-Huessy, De taal van de ziel, pag. 70)

Derde, tweede, eerste persoon, waar kennen we dat van? Inderdaad, het doet mij denken aan de rijtjes waarmee we vroeger Franse werkwoorden leerden vervoegen. En precies daar verwijst Rosenstock ook naar. Alleen is het hem niet te doen om taalverwerving of beheersing van een vreemde taal. Het gaat hem niet om kennis van een taal maar om taalinzicht

Als we vanuit de taal van de ziel (dat is wanneer we merken dat onze taal er echt toe doet, wanneer we spreken met ons hart) kijken, dan zien we dat niet de eerste persoon enkelvoud of meervoud (ik, wij) voorop staat maar de tweede persoon (jij, jullie).

De tweede persoon gaat vooraf aan de eerste persoon omdat je als mens allereerst wordt aangesproken. Dat begint al als pasgeborene. Die wordt continu toe- en aangesproken zonder een woord terug te zeggen. Dat laatste ontwikkelt zich geleidelijk en dan vooral door verzet. Juist aan het aangesproken worden en aan je naam ontleen je je zelfstandigheid, je bestaan, je identiteit.

Wij mensen zijn niet alleen unieke, individuele en rationele wezens, we zijn ook en vooral relationele wezens: we hebben elkaar nodig om tot een bestemming te komen. We zijn antwoordende wezens. Onze identiteit is niet voorgegeven maar ontwikkelt zich gaandeweg, antwoordend, ja en nee-zeggend, meegaand of zich verzettend. 

Daarom is het belangrijk om te kunnen schakelen tussen de verschillende grammaticale personen in plaats van onverzettelijk op onze strepen te staan (eerste persoon).

Alleen zo komen mensen tot hun recht. 

(Hebt u nu associaties met Martin Buber, Emmanuel Levinas of Franz Rosenzweig? Klopt. Deze filosofen kenden elkaar en elkaars werk goed).

Quote van de dag (22 maart 2020)

‘Misschien bestaat de absolute waarheid, misschien ook niet, dat is een zaak voor filosofen, maar daar staat tegenover dat elke idioot en elke schurk precies weet wat een leugen is.’

(Amos Oz, Een vrouw kennen, pag. 195)

Is het inderdaad zo duidelijk als deze romanpersonage uit het werk van Amos Oz suggereert? 

Interessant is dat het niet lijkt te gaan om het eerste deel van de zin maar om het tweede, het doorzien van de leugen. 

Interessant is ook dat duidelijk is voor wie daar geen probleem mee heeft: de idioot en de schurk. Waarom de idioot? Omdat de afwezigheid van een normaal, rationeel verstand hem of haar uit een voordeel bezorgt, namelijk een intuïtief inzicht? 

Waarom de schurk? Omdat de schurk zichzelf in de leugen herkent?

En wij, gewone, vredelievende stervelingen? Ook wij staan niet met lege handen. We hebben immers ons gevoel voor ‘pluis/niet pluis’. Ook al kenen we niet het fijne van de zaak, we ‘voelen aan ons water’ of iets wel of niet klopt.

Naarmate we dat ‘pluis/niet pluisgevoel’ vaker durven in te zetten, zal ons gevoel voor wat waarheid is en wat niet, zich scherpen. En dan hoeven we ook niet te wachten tot de filosofen er eindelijk uit zijn.

Quote van de dag (21 maart 2020)

‘Men moet bedenken dat niets moeilijker is om te ondernemen, gevaarlijker om uit te voeren, of onzekerder ten aanzien van de goede afloop, dan leiding te geven aan de uitvoering van een nieuwe orde; omdat de vernieuwer allen die het goed hebben onder de oude omstandigheden als vijand heeft, en zij die het goed kunnen hebben onder de nieuwe juist zwakke verdedigers zijn. Dit gebrek aan vuur komt deels voort uit angst voor de tegenstrevers, die de wetten aan hun zijde hebben en deels uit ongeloof van mensen, die niet licht in nieuwe dingen geloven alvorens ze er lange tijd ervaring mee hebben.’

Niccolò Machiavelli, De heerser, (ed. Librero 2012, pag. 55)

Dit beroemde citaat uit het postuum in 1532 gepubliceerde werk, heeft ook na bijna vier eeuwen niets van zijn actualiteit verloren. Machiavelli verwoordt een ervaring die door iedereen die leiding geeft aan een belangrijke verandering, zal worden herkend.

Het nemen van ingrijpende beslissingen vergt moed en geloof in de juistheid ervan. Het veroorzaakt ook eenzaamheid. 

Ik stel mij voor dat deze eenzaamheid alleen ten deel valt aan hem of haar wiens beslissing niet gebaseerd is op egoïsme maar op altruïsme. Immers, wie alleen voor zijn eigen belang gaat, ondervindt er geen last van maar put er energie uit. 

Voor wie groter denkt dan zichzelf, ligt dit anders. 

Daarom verdient zo iemand allereerst ons respect, en meer nog (op z’ minst een beetje) ons vertrouwen. 

Quote van de dag (20 maart)

‘Fatsoenlijke mensen geloven we liever en gauwer, over alle onderwerpen in het algemeen, maar helemaal in kwesties waar geen exacte kennis van mogelijk is en waar plaats is voor twijfel. Maar dit vertrouwen moet wel het gevolg zijn van de toespraak zelf, niet van een vooroordeel over de aard van de spreker.’

(Aristoteles, Retorica 1356a)

Een televisietoespraak van de minister-president, een Kamerdebat, deskundigen in praatprogramma’s en een schier oneindige reeks ‘deskundigen’ in de social media. Wat of wie overtuigt? Niemand die de waarheid in pacht heeft. 

Het corona-virus is wat dat betreft typisch een retorisch onderwerp: er is altijd een marge van onzekerheid zodat elk prognose niet verder reikt dan een waarschijnlijkheid. Wie overtuigt in zo’n situatie? Degene in wie we op het moment dat hij/zij nog moet gaan spreken, al geloven? Of degene die uiteindelijk het beste verhaal heeft? 

Emoties doen ertoe, ook als het gaat om de geloofwaardigheid van sprekers. Daar begint het mee, maar daar houdt het niet mee op. 

Zijn we nog in staat om werkelijk te luisteren naar een volksvertegenwoordiger aan wie we een hekel hebben? 

Aristoteles roept ons op om echt te luisteren en onze vooroordelen te boven te komen.

Quote van de dag (19 maart)

‘Wij kunnen, naar mijn mening, alleen maar wijs zijn in de kennis van het heden, niet in die van het verleden, en ook niet in die van de toekomst.’

Michel de Montaigne, De essays I, 25.

Achteraf kunnen we (oud premier Balkenende na-)zeggen dat we ‘met de wijsheid van nu’ misschien anders zouden hebben gehandeld.

Voor nu mogen we er op hopen dat gedegen kennis en wijsheid elkaar niet in de weg staan maar aanvullen.

Gedegen kennis is te organiseren, zoals nu ook gebeurt. Daar moeten we op kunnen rekenen.

Kan dat ook op wijsheid? Of moeten we daar vooral op kunnen vertrouwen?

Alleen angst kan ons van dat laatste weerhouden.

Maar was angst altijd wel zo’n goede raadgever?

Share