Hoe zou het zijn om veertig dagen, verspreid over een jaar, in de Nederlandse wildernis te verkeren? Helemaal alleen? Telkens een kleine week per maand op telkens een andere plek? Ruim tien jaar geleden kreeg Bram van de Klundert de directeuren van Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten zover dat ze hem in staat stelden de rol van de Henry David Thoreau, de inmiddels mythische auteur van Walden, te spelen. In 2012 verscheen zijn verslag, Expeditie Wildernis. Ervaringen met het sublieme in de Nederlandse natuur. Ik maakte er pas onlangs kennis mee, met veel genoegen. Daarom wijd ik er graag aandacht aan.
Tien maal ‘wildernis’
‘Nederlandse wildernis’? Bestaat die dan (nog)? Zijn er in ons postzegellandje echt nog gebieden zonder postcode? Zijn er nog plaatsen waar je geen autoverkeer hoort of hoogbouw een keer niet de horizon tekent? Het zal inderdaad enig zoeken zijn geweest en de ene keer lukte het beter dan de andere keer om de bewoonde wereld te ontsnappen. Maar al met al schildert Van de Klundert ons heel veel mooie, verborgen plekjes (die soms ook na het boek voor anderen verborgen blijven) zoals de Oostvaardersplassen, het eiland Rottum (wie herinnert zich niet de reportages van Wolkers en Bomans over hun verblijf aldaar?), het Naardermeer, Schiermonnikoog, Bargerveen, Griend en zo meer. Tien gebieden in totaal. Steeds een andere omgeving, steeds een andere ‘Umwelt’, steeds een andere geschiedenis van het gebied, steeds een andere, plaatsgebonden inzet van natuurbeheer. Gebieden waar de natuur de kans krijgt om ‘zijn eigen ding te doen’. Dat klinkt lelijk maar het is wel waar het om gaat. En precies dat is waar Van de Klundert ook naar op zoek is, naar de eigen kracht van de natuur, naar daar waar we kunnen spreken van wildernis.

Natuur, cultuur
Ja, het is soms even zoeken naar de goede woorden. Natuur, wildernis, is er verschil? Bestaat natuur eigenlijk nog wel, is niet alles cultuur geworden? Is natuur niet gewoon een cultuurbegrip, een door beleid getemd beest, geheel en al gedomesticeerd met het oog op het menselijk belang? Deze vragen houden ook Van de Klundert bezig tijdens zijn vele solowandelingen en tijdens zijn gesprekken met gasten die hij ontvangt. Want elke week ontvangt hij wel iemand met een visie op natuur, op het beheer ervan of juist on-beheer, op de rol van mens, op de betekenis van ongeleide ontwikkeling.
Dat vaak tastend zoeken naar de plaats van natuur (of wildernis) in onze moderne wereld levert mooie reflecties op. Iedere gast blijkt iets waardevols te bieden te hebben. Soms heel informatief, zoals over de vele compromissen en tegenstrijdigheden in de regels voor de jacht of zoals over de praktijken van de kooikers. En in het hoofdstuk over het Bargerveen herkende ik iets van de verhalen over mijn grootvader naar wie ik vernoemd ben. Hij was indertijd opzichter bij de veenafgravingen door de Nederlandse Heidemaatschappij (naar hem is later nog een ‘wijk’ genoemd).
En dan weer filosofisch of levensbeschouwelijk. Zo wijst Vincent Blok op de uitspraak van Heracleitos (pag. 46)

‘…die zei dat de natuur de neiging heeft zichzelf te verbergen. In hedendaagse termen betekent dit volgens Vincent dat directe ervaring van de natuur onmogelijk is, alle ervaring is bemiddelde ervaring, hetzij door de zintuigen, hetzij door concepten, kennis, traditie, context, enzovoorts. De natuur is op voorhand tot cultuur gebracht door interpreteren, door ordenen en ontsnapt ons daarom doorlopend, verbergt zich.’
Vanuit kennistheorie lijkt me dit een mooie waarneming, maar waarom die een antropomorfe twist aan het begin en eind moet krijgen, ontgaat me. Dat geldt trouwens ook voor de uitspraak van de Duitse filosoof Schelling ‘dat in de mens de natuur tot zelfbewustzijn komt’ (geciteerd door gast Matthijs Schouten, pag. 158).
Charmante reflecties
Het boek bevat veel onverwachte, vaak charmante reflecties van Van de Klundert zelf waarin hij vanzelfsprekendheden op speelse wijze het zwijgen oplegt. Zo rapporteert hij uit een wandelgesprek met zijn loopmaatje Karen Jonkers (pag. 51):
‘In de natuur zijn de dingen gewoon zoals ze zijn. Het vreemde is, dat als je geen oordeel hebt, de dingen eigenlijk ook altijd een zekere schoonheid hebben. Ooit een lelijke wolk gezien, een mislukte golf of een bloem waar je je aan stoorde? Het is relatief gemakkelijk je verbonden te voelen met de natuur omdat er geen oordeel staat tussen jou en die natuur.’
Even wennen
Overigens, ik begin er nu pas over, maar toch. Het was wel even wennen, deze kennismaking met de Nederlandse wildernis. Als vogelkenner geeft Van de Klundert vaak opsommingen van alle soorten die hij tijdens zijn wandelingen tegenkomt. Ook al lardeert hij dat met soms spannende momenten, het blijft iets voor de ingewijden, hoe leerzaam toch ook weer wel.
Het lijkt erop dat als je zonder allerlei (digitale) afleidingen langdurig in de natuur verblijft, dat al je zintuigen dan open gaan staan waardoor je veel ziet, hoort, ruikt, voelt en intens beleeft. Mooi die waarneming over hoe wisselend je blik is als je naar een vos kijkt die je op je pad tegenkomt (pag. 110). Mooi ook het mededogen dat wordt opgeroepen door een dode zeemeeuw (pag. 223). Op diezelfde pagina een treffende reflectie:
‘Als er iets is wat je niet bevalt in de wereld, maar je dat niet kunt veranderen, kun je nog altijd je opvattingen over de wereld veranderen. In de westerse traditie ligt het accent meer op de wereld veranderen dan op je opvattingen veranderen.’
Een andere onverwachte reflectie: de wildernis als hospitium.
‘Zouden er geen hospitia in de natuur moeten komen? Zo’n hospitium in een anoniem gebouwtje in een kale nieuwbouwwijk, wil je daar dood gaan?‘ (pag. 199)
Dit soort kleine reflecties, ik houd ervan. Meer dan van het gegoochel met het filosofische begrip van ‘het sublieme’ (dat gelukkig niet te vaak gebeurt), een begrip (zelfstandig naamwoord) dat ik als jargon alleen in filosofische werken tegenkom.
Voor wie?
Tot zover wat leeservaringen met Expeditie wildernis. Het zal duidelijk zijn dat ik heb genoten van het lezen ervan. Interessant voor filosofen die willen nadenken over het begrip natuur, voor filosofen die houden van korte, aforisme-achtige reflecties, voor natuurliefhebbers, voor vogelaars, voor landschapsarchitecten, voor natuurbeheerders, voor bestuurders van natuurgebieden en waterschappen, voor jagers, voor ….
Zoals eerder gememoreerd is het boek nu een jaar of acht oud. In die tijd is er wel wat gebeurd, juist op het gebied van natuurbeheer. Kijk maar naar de spanningen rond de Oostvaardersplassen, de discussie over de terugkeer van de wolf, de behoefte aan grote met elkaar verbonden natuurgebieden en de geringe bereidheid daar middelen voor vrij te maken. Denk ook aan de omstreden rol van de agrarische sector als het om een bijdrage aan natuurbeheer gaat. Stuk voor stuk ingewikkelde kwesties die leiden tot toenemende spanningen en een groeiend onvermogen om tot een redelijk gesprek te komen. Terwijl de urgentie toeneemt. We zitten midden in een stikstofcrisis en in een klimaatverandering die om strategisch handelen vraagt. Er is grote verdeeldheid, ontkenningsgedrag en verharding van verhoudingen.
Wat belooft dit voor de toekomst van ‘de natuur’?
Bram van de Klundert, Expeditie wildernis. Ervaringen met het sublieme in de Nederlandse natuur. Uitgegeven door KNNV Uitgeverij en Uitgeverij Landwerk, 2012. ISBN: 978-90-5011-414-1, 256 pagina’s.
Interessante links:
https://www.michielbussink.nl/artikelen.php?id=5&aid=139
Prachtige reflectie van Harm..
Ben nu ook met jouw boek bezig.
Groet
Jan Willem