‘We moeten deze ontwikkeling niet tegenhouden maar juist omarmen!’ Varianten van deze zegswijze zijn zo populair dat we nauwelijks meer opkijken van deze metafoor en de herkomst van de uitdrukking. Wat zeggen we eigenlijk als we zeggen dat we iets willen of moeten ‘omarmen’?

Hello goodbye

Er zijn mooie plaatjes van, van omarmingen. Liefdevolle gebaren ook aan de vleet in de televisie-serie  van Joris Linssen, Hallo goodbye, opgenomen op Schiphol. Geliefden die na korte of langere tijd elkaar niet alleen weer in de ogen kunnen kijken maar elkaar ook kunnen voelen. Spontane acties zijn het. Er wordt niet over nagedacht. Juist niet. Het lijkt alsof het lichaam zichzelf bestuurt. Het gaat de ander bijna vliegend tegemoet.

Wie zegt dat we een ontwikkeling, iets wat ons overkomt, een lijden moeten ‘omarmen’ heeft niet dit spontane gebaar voor ogen. Immers, dat spontane gebaar laat zich niet aanraden of opdragen, het is er uit zichzelf. Nee, aan dit andere omarmen liggen ook andere gevoelens en betekenissen ten grondslag. 

We moeten

De zegswijze zelf verraadt het al. Het omarmen van een nieuwe ontwikkeling is geen spontane aangelegenheid maar vloeit voort uit een opdracht. ‘We moeten’, ‘we doen er goed aan om’ verraadt dat op zijn minst sprake is van een aarzeling die moet worden overwonnen of een verzet dat moet worden gebroken. We hebben kennelijk een natuurlijke neiging van verzet, van afwending te overwinnen om ons lichaam of onze blikrichting een andere kant op te sturen. We moeten ons verzet opgeven en ‘meebewegen’. 

Met dit gegeven is duidelijk dat het omarmen van een ontwikkeling berust op een daad – een daad die voortvloeit uit een keuze die aan de daad voorafgaat. Natuurlijk, de daad van de omarming is ook zelf een keuze, maar de reflectie waar ze uit voortvloeit heeft haar eigen aard die tegengesteld is aan de spontane omarmingen op Schiphol. Waar op Schiphol het bewegende lichaam zelf de manifestatie is van de keuze, is de reflectie waar het nu over gaat, alleen mogelijk door een uitstel of vertraging van het bewegen, van het handelen. We bouwen een rustmoment in. We denken na. We vragen ons af ‘willen we dit wel’? ‘Moet dit echt?’ Geen spontane beweging dus, maar een duidelijke pas op de plaats. 

Juist

‘We moeten deze ontwikkeling niet tegenhouden maar juist omarmen’ zeggen we. Dat woordje ‘juist’ is veelzeggend. Het staat niet alleen voor een tegendraadse conclusie, het verwijst ook naar een morele afweging: doen we het goede als we in de aangediende ontwikkeling meegaan? Tijdens het uitstel beraden we ons op de moraliteit van de ontwikkeling en vragen we ons af hoe ons hiertoe te verhouden.

Omarmen is het aanvaarden van iets als een realiteit, als een gegeven waartegen men zich aanvankelijk had verzet, maar waaraan nu wordt toegegeven. Het impliceert de beëindiging van een ontkennen dat iets er is of mag bestaan. 

Iets, een ontwikkeling, een situatie, een ongenoegen, misschien een persoonlijk lijden – iets omarmen is dus als het zetten van een stap over een drempel. Was die drempel er niet, dan zou sprake zijn van spontaniteit, van een warme ontvangst, een hartelijk onthaal. Dit is nu geenszins het geval.

Onszelf tonen

In het omarmen tonen we ons betere zelf, onszelf als een ander die nog moet worden. Het is een vorm van opnieuw geboren worden.

Omarmen is een daad van overgave die niet tegelijk een echec is, een falen, maar juist een daad van ‘zinvol’ geweld, gericht op een nieuwe toekomst.

Omarmen is een daad van liefde aan de realiteit, omdat wie omarmt zichzelf wegcijfert. In het omarmen overstijgen we onszelf en zijn we een manifestatie van de grootsheid van de mens. 

(Dit artikel verscheent gelijktijdig als artikel op LinkedIn)

Share