Soms gebeurt het me: je hebt een fijne klik met een boek en toch blijkt het lastig om er over te schrijven. Dat moet dan wel iets te betekenen hebben! Inderdaad, en ik denk ook te weten wat: nieuwe inzichten die nog bezig zijn te rijpen. Ik ben er dus nog niet klaar mee, met dat eigenzinnige en veelzeggende boek Tussentaal van Marijke Spanjersberg.

Aanzijn

Het is alsof ik een voor mij nieuwe omgeving, een nieuwe stad binnenrijd, een omgeving die me niet vertrouwd is en waar ik weinig houvast ervaar bij gebrek aan vaste herkenningspunten: pleinen, kerken, winkelketens, boekwinkels,… Het is alleen geen stad die ik binnentreed maar een visie op wat er gebeurt als wij, mensen onder elkaar, thuis, op ons werk, waar dan ook, taal gebruiken. Nauwkeuriger uitgedrukt: hoe je, als je heel goed oplet op wat taal dóet, hoe je dan verschillende soorten taal kunt ontdekken zoals dieptetaal, oppervlaktetaal, tussentaal, vraagtaal, patroontaal, .… En dat allemaal binnen een en dezelfde taal, het Nederlands bijvoorbeeld. Dat klinkt geheimzinnig, maar dat is het absoluut niet. We hebben er alleen zo weinig oog en oor voor en al helemaal weinig woorden. Spanjersberg reikt ons die aan en wekt tussentaal tot aanzijn, tot leven, tot een bestaan.

Waarnemen

In tussentaal gaat het niet om de woorden die we gebruiken om landschappen te beschrijven of woorden die we lezen als we in de keuken een recept gebruiken. In tussentaal gaat het om de taal van relaties, van de dingen die er gebeuren tussen mensen die met elkaar communiceren. Dingen die we niet zien maar die er wel zijn en vaak heel krachtig zelfs: mechanismen, stereotypen, macht, opwaartse of neerwaartse bewegingen, het personaliseren en individualiseren van dingen die dat in essentie niet zijn,… 

Tussentaal, zoals Spanjersberg die detecteert, vind je niet in het woordenboek, keurig alfabetisch geordend.  Het is meer een kwestie van goed waarnemen, vooral van dat wat zich aan de oppervlakte afspeelt.

Om duidelijk te maken waar het in tussentaal om gaat gebruikt Spanjersberg de tegenstelling dieptetaal – oppervlaktetaal (tussentaal). Dat is ook de lijn waarlangs ze haar boek structureert. In deel 1 staat ze uitvoerig stil bij het wezen van dieptetaal waar we zo vertrouwd mee zijn. In deel 2 bespreekt ze oppervlaktetaal of tussentaal. Het is haar om dat laatste te doen, maar om daar toegang toe te krijgen moet ze eerst het nodige ‘opruimen’, de weg vrij maken.

Dieptetaal

In deel 1 van het boek neemt Spanjersberg scherp stelling tegen het diepte-denken: de gedurende enkele eeuwen opgebouwde, bijna exclusieve gerichtheid op het innerlijk: dat van het zelf of dat van de ander. De taal is hier getuige van en het voertuig. Let maar op het gemak waarmee we allerlei uitspraken doen die met een beetje goede wil aantonen hoe goed wij zicht hebben op wat zich in het innerlijk van de ander afspeelt. We denken vaak de ander beter te kennen dan die ander zichzelf.

De psychologie heeft de dieptetaal die in feite ingeweven is geraakt in de alledaagse taal, daarvoor heel veel woorden aangereikt. Daardoor menen we van buiten te weten met welke frustraties iemand worstelt, welke trauma’s verwerkt moeten worden en welke verlangens er schijnen te leven bij de ander. Woorden die alleen op onszelf van toepassing kunnen zijn, projecteren we met gemak op de ander. We zeggen dan dat iemand open moet zijn, lef moet tonen, iets leuk moet vinden, iets moet loslaten. Alsof wij regie hebben over de binnenkant van de ander. Allemaal voorbeelden van dieptetaal. Onze taal is er mee vergeven en met ons eigen taalgebruik doen we er naar hartelust aan mee. 

Marijke Spanjersberg
(bron: LinkedIn)

Aannames

Spanjersberg laat zien dat we vaak naar elkaar kijken en met elkaar spreken vanuit drie aannames: 

  • Wat je niet ziet is van meer betekenis dan wat je wel ziet.
  • Er bestaat van buitenaf een beter weten over wat er zich in een ander afspeelt. 
  • Echte oplossingen ontstaan pas als er van buitenaf met grote precisie geïntervenieerd wordt op wat er aan de binnenkant mis is.

Deze fascinatie voor de binnenkant van de ander brengt wel iets onprettigs met zich mee, nl. het persoonlijk maken, het iemand persoonlijk toerekenen van ongewenste situaties. Denk voor het gemak aan gedoe op het werk. Onduidelijkheden over het doel van de organisatie of over regels om daar mee te werken worden naar het laagste niveau getild: dat van de individuele collega die niet mee kan komen, die steeds dwars ligt, die de kantjes eraf loopt, noem maar op, zonder dat inhoudelijk op de problemen die betrokkene heeft met de gang van zaken, ingegaan wordt. Door het ongenoegen te personaliseren maken we het los van de context en daarmee onschadelijk. Het is een bekend mechanisme.

Nog zo’n mechanisme dat de laatste jaren een onomstreden status lijkt te hebben verworven is de dwingende eis van transparantie. Spanjersberg plaatst een serie serieuze vragen bij deze eis. Zo verhelderend!

Oppervlaktetaal

Tegenover dieptetaal staat oppervlaktetaal. Je kunt ook zeggen tegenover binnen-taal staat buiten-taal. Met binnen-taal verwoorden we ons eigen zielenleven of dat van de ander, met buiten-taal bespreken we wat concreet zichtbaar is in gedrag en de effecten van gedrag op de ander.  

Oppervlaktetaal lijkt de rijkdom van de dieptetaal te missen en niet over een eigen vocabulaire te beschikken om tot uitdrukking te brengen wat waarneembaar tussen mensen gebeurt. Dat is wel wat Spanjersberg in deel 2 probeert te ordenen.

Na al het voorwerk in deel 1 gaat Spanjersberg in deel 2 dus echt in op tussentaal, met in haar keuze de eerste letter in cursief. 

Tussentaal, het lijkt een vaag, ongrijpbaar begrip en, eerlijk gezegd, dat is het ook wel. Je moet het léren zien, bijvoorbeeld door naar heel gewone woorden te kijken en te zien wat daar mee is gebeurd. 

Neem het woord ‘medewerker’. In advertenties zie je dan de opdracht, het takenpakket maar weinig specificatie van wat het betekent om ‘mede’-werker te zijn. 

En in leiderschapstrainingen gaat het meer over het innerlijk van de leider (zijn authenticiteit en zo) dan om hoe hij de relatie wil aangaan met de leiding-ontvangenden. Ook de verlangde vaardigheid van de leider om ‘verbindend’ te zijn, wordt opgevat als een persoonlijke competentie.

Anders gezegd, we moeten er even moeite voor doen om het relationele karakter in beeld te krijgen, zichtbaar te maken. 

Grondhouding

Oog krijgen voor wat zich tussen mensen afspeelt is een andere grondhouding dan we gewend zijn. 

‘Vanuit zo’n grondhouding kun je als het ware elastiekjes aan woorden knopen en ze uitrekken tot ze ook een relationele dimensie krijgen. Je kunt er woorden mee opzij laten kijken en ze laten zien dat ze niet alleen een individuele, maar ook een relationele dimensie hebben.’ (72)

(Mag ik ook even de aandacht van de lezer voor deze mooie zinnen. Het boek staat er vol mee.)

Zo’n andere grondhouding is volgens Spanjersberg goed in te oefenen door een eenvoudige vuistregel te hanteren: verliest het woord in kwestie zijn betekenis als je in je eentje op een onbewoond eiland zit? Zo ja, dan is er subiet sprake van een relationele dimensie. 

Voor het woord ‘vertrouwen’ kunnen we ons het relationele gehalte gemakkelijk voorstellen, maar (ik spreek voor mezelf) voor een woord als ‘opstandig’ of ‘uitgelaten’ heb ik veel eerder de neiging om dit strikt persoonlijk te interpreteren. Ik moet, om met Spanjersberg te spreken, nog wat ‘mentale tussentaalse souplesse ontwikkelen’.

Soorten tussentaal

Na deze beeldende omschrijving van een andere grondhouding, een houding die het relationele aspect van woorden centraal stelt, bespreekt Spanjersberg allerlei soorten tussentaal die zij onder drie noemers brengt:

  • Nieuwe taal of opgerekte bestaande taal,
    • denk aan de vele nieuwe woorden waarmee Koot en Bie onze taal verrijkt hebben. 
    • denk aan ‘verschiltaal’ : het consequent denken en praten in termen van meer en minder, wanneer je het oordeel over iemand lostrekt van die persoon door het te verbinden met een situatie.
    • denk aan ‘circulaire taal’: wanneer je door een vraag te stellen probeert om de wederkerigheid van gedag in beeld te krijgen.
  • Tussentaalse beeldtaal (de manieren waarop we via tekeningetjes zoals streepjes of patronen proberen inzichtelijk te maken wat er tussen mensen gebeurt. Dat is wat de transactionele analyse doet.
  • Spelregeltaal: onze omgangsvormen, de afspraken die we bijvoorbeeld op ons werk maken om dingen goed te laten verlopen. Die spelregels nemen vaak de ruimte in tussen het doel van de organisatie enerzijds en het individu anderzijds. Dat is mooi en heel handig ook, want spelregels voorkomen dat we inhoudelijke vraagstukken, ‘gedoe’, herleiden tot persoonlijkheidskenmerken. Niet ‘doe niet zo asociaal jij’ maar ‘we doen iets niet goed als we dit met elkaar constateren’.

Ik weet het, ik ben in het voorgaande veel te beknopt. Daarmee overvraag ik jou, beste lezer, en doe ik tegelijk de rijkheid van het boek tekort. Het zij zo. Ik wil je vooral graag nieuwsgierig maken, je reislust opwekken om naar dit nieuwe gebied af te reizen. Het heeft je veel te bieden, dat beloof ik je. En om je nog verder tot lezen te verleiden noem ik nog enkele kwaliteiten van het boek.

Kwaliteiten

Tussentaal is een boek dat om trage lezing vraagt, ook al is het vlot geschreven. Spanjersberg zegt vaak veel in één alinea. Ik las het boek nu twee keer,  grasduinde er daarnaast nog in en las steeds nieuwe dingen. Een teken dat ik als lezer het boek in groeide, me meer verknoopte met de rijke inzichten.

Het boek is, wat mij betreft, erg goed geschreven: krachtige taal met een prettige, innemende toon. Subtiel en tegelijk glashelder. Mooie beelden, fijn verwoorde inzichten, echt een genot om te lezen. Ik wees er hiervoor al op. (Zelfs een beetje jaloersmakend). Nog een paar voorbeelden:

  • Over onoprecht overkomende spijtbetuigingen zegt Spanjersberg: ‘Mislukte deemoed is goed voedsel voor satire. En zelfs voor minder krampachtige sorryteksten gaan we niet snel door de knieën. Spijt aanvaarden is ook een kunst en wrokkig blijven geeft soms meer voldoening.’ (p. 96)
  • Patronen ‘lijken een soort sneldrogend cement: na een tijdje is er geen beweging meer in te krijgen.’ (pag. 124)
  • ‘Transparantie versterkt de illusie van controle en maakt van vertrouwen het sluitstuk van mislukte transparantie. Als ik het niet kan zien, dan zit er niets anders op dan dat ik het moet vertrouwen. Maar als ik het kan controleren, dan zou ik wel gek zijn als ik genoegen zou nemen met vertrouwen’ (pag. 57)

Brief

Het boek wordt afgesloten met een lang uitgevallen ‘Brief aan de lezer’. Hierin geeft Spanjersberg zowel een overkoepelende reflectie op hetgeen in de twee voorgaande delen aan de orde is geweest als een persoonlijke positiebepaling. Zo vertelt ze over haar ‘ongemak’ dat ‘het internaliserende discours’ bij haar teweegbrengt. Het idee dat je aan de ene kant goed bent zoals je bent en dat je aan de andere kant de lat hoger wilt leggen. Dat hele naar binnen gekeerde gedoe spreekt haar niet aan, vindt ze niet bij zichzelf passen en roept weerzin bij haar op. 

Vervolgens formuleert ze allerlei vormen van hoop op verandering, op gebaren van bereidheid om anders naar conflicten te kijken, met meer oog voor wat er in relaties gebeurt. 

En ze sluit af, heel mooi, met een alinea over wat er gebeurt in de relatie die we het stempel ‘liefde’ meegeven en wat dat met iemand kan doen.

Wat opkomt

Het zal duidelijk zijn, het boek heeft me flink aan het denken gezet en dat zal nog wel even doorgaan. Ik doel dan op het me eigen maken om meer oog en oor te krijgen voor het relationeel aspecten van onze dagdagelijkse conversaties. Ik neem me voor me daarin te oefenen, om mijn mentale tussentaalse souplesse te vergroten want ik constateer dat ik er echt moeite voor moet doen.

Daarnaast had ik ook allerlei associaties en vragen bij hetgeen ik las. Ik noem er een paar.

  • Wat is de rol van lichaamstaal in een relatie? Is lichaamstaal strikt persoonlijk te duiden binnen dieptetaal of bevindt lichaamstaal zich al binnen het domein van de tussentaal?
  • Spanjersberg noemt het systemische denken het theoretisch fundament (de ‘thuisbasis’) van tussentaal. Dat roept bij mij de vraag op: hoe verhoudt het denken in triades uit het systeemdenken zich tot de triades zoals die in de filosofie door de Franse filosoof René Girard zijn ontwikkeld op basis van het mimesis-begrip bij Aristoteles? De triade van de zondebok zoals Girard die uitvoerig bespreekt (de zondebok als de derde persoon die de geweldspiraal tussen de twee anderen moet ‘oplossen’) is vast vanuit het systemische denken te interpreteren. Wat levert dat dan op? Verrijkt dat het denken van Girard of juist niet? Of omgekeerd, verrijkt het denken van Girard het systemisch denken?
  • Hoe zit het met de inzichten die Searle en anderen ons in het spoor van Jakobson hebben aangereikt over de semantiek van allerlei werkwoordgroepen en syntactische structuren (inclusief de bijbehorende leestekens en stembuigingen?) Denk maar aan werkwoorden als bevelen, een eed uitspreken, beloven, … Dat zijn werkwoorden die niet de werkelijkheid beschrijven maar die de werkelijkheid nu of straks veranderen. Taalhandelingen dus. Zet niet ook de taal zelf een stempel op de relatie die we hebben met een ander? Of gaat de relatie vooraf aan ons gebruik van die werkwoordgroepen? Het lijkt me een interessante  filosofische vraag. Ik noem ook de naam van de filosoof Rosenstock-Huessy die eens opmerkte dat de taal vaak wijzer is dan de mens.
  • Spanjersberg gaat uitvoerig in op de inzichten van David Bohm inzake de dialoog (zie zijn bekende werk On Dialogue) en is daar duidelijk van gecharmeerd. Dat kan ik begrijpen. Ook ikzelf was er van onder de indruk maar bleef na lezing wel met een onbevredigend gevoel zitten. Bohm tekent een ideaalsituatie. Je zou willen dat die zo maar voorhanden en ‘maakbaar’ was. Maar de harde realiteit is (en dat merken we dagelijks aan de verharde verhoudingen in ons eigen land) dat we steeds minder gemakkelijk een brug weten te slaan naar de ander. Alsof we onszelf ontdaan hebben van alle instrumenten die voorheen wel beschikbaar waren. Spanjersberg lijkt dit te erkennen, maar ‘hoe dan?’, blijft dan wel de vraag.

Het zijn zo maar wat associaties. Laat maar. Het boek heeft al meer dan voldoende gewicht van zichzelf.

Marijke Spanjersberg, Tussentaal. Utrecht: Uitgeverij IJzer 2022, 206 pagina’s, € 27,50. Het boek is te koop bij uw lokale boekhandelaar en bij managementboek.nl.

Share