In de huisartsgeneeskunde zijn ze er vertrouwd mee, met het pluis/niet pluis- gevoel. De intuïtie dat er ergens iets zit wordt er ook in deze tijd van evidence-based professioneel handelen, serieus genomen. Het komt me voor dat het daarbuiten gewantrouwd wordt als een onbetrouwbaar, subjectief onderbuikgevoel. Maar doen we daarmee deze natuurlijke intuïtie niet tekort? Ik ben er van overtuigd dat bijvoorbeeld leden van raden van toezicht dit gevoel juist heel serieus mogen en moeten nemen.

Waar hebben we het precies over?

Je zit in een raad van toezicht en je bereidt je voor op een vergadering. Je leest je stukken, je verbaast je en formuleert je verbazing in de marge. Tijdens de vergadering stel je je vragen en je verwondert je over de antwoorden. Je hebt het gevoel dat er iets niet klopt, dat het antwoord niet het echte antwoord is, dat er misschien iets verzwegen wordt of misschien zelfs bewust buiten beeld blijft.

Het zit je niet lekker en je wilt er iets van zeggen, maar ja, klopt je vermoeden? Jullie hebben geen vooroverleg gehad; er was geen gelegenheid je gevoel tevoren te checken. Zouden anderen ook een ongemakkelijk gevoel hebben? Je kijkt om je heen en merkt weinig aan de lichaamstaal van anderen. Je moet een, zo lijkt het, steeds hogere drempel over om je ongemak aan te kaarten. Je beseft dat je allerlei risico’s neemt. En eindelijk doe je het dan toch. Je spreekt je vrijmoedig uit.

Raden van toezicht

Onlangs kwam in verschillende gesprekken met raden van toezicht het ongemak dat je soms kunt voelen, weer aan de orde. Ik noemde dit het pluis/niet pluis-gevoel dat inderdaad bekend is in de wereld van de huisartsgeneeskunde en daar deel is van de diagnostiek. 

Dit pluis/niet pluis gevoel geeft je een niet weg te moffelen signaal. Rationeel is het niet, dat besef je ook. Je kunt het (nog) niet hard maken, maar het laat zich evenmin wegpraten. Mag je er daarom toch op vertrouwen? 

Advies

Als ik mijn persoonlijke ervaring mag inbrengen dan zeg ik graag: ja, durf erop te vertrouwen. Je scherpt er je intuïtie mee en je vergroot de betrouwbaarheid ervan. Ook leer je onderscheid te maken tussen oprechte signalen vanuit pluis/niet pluis en misleidende, valse signalen – signalen die eigenlijk staan voor iets anders, voor jaloezie bijvoorbeeld. Pluis/niet pluis heeft daarom zijn basis in een goed ontwikkelde zelfkennis.

Pluis/niet pluis – ik vaar er niet blind op maar ben wel iedere keer weer blij als de signalen blijken te kloppen. Met terugwerkende kracht weet ik ook wanneer ik in het verleden een signaal heb weggemoffeld omdat het me op dat moment onwelgevallig was. Opnieuw een bewijs dat ik dit gevoel serieus kan, mag, en zelfs moet nemen. 

(Deze reflectie verscheen gelijktijdig als post op LinkedIn)

Share