De fatbike

Twee maanden geleden werd ik gebeld door iemand van de Fietsersbond. Of ik regelmatig fiets. Ja. Of ik de fietsbond wil steunen als donateur. En zoals dat gaat bij dit soort telefoontjes, enige bedenktijd lijkt je niet gegund.

Stilletjes denk ik dan dat er iemand (de beller) een persoonlijk belang bij heeft dat je gelijk een periodieke donatie toezegt. Zo niet bij de fietsbond waar de bellers niet in een of ander callcentre zitten te verdienen, maar waar vrijwilligers het werk doen.

Goed, ik vertelde de bellende vertegenwoordiger van de Fietsersbond dat ik me zorgen maak over het groeiend aantal kinderen van pakweg 12 – 13 jaar die ik lustig op fatbikes zie rondracen. Ik zie hoge snelheden, geen helm, wel telefoon in de hand, vaak met twee, soms met drie personen op een fatbike of een fietsende leeftijdgenoot ernaast die meegetrokken wordt.

Ik lees ook over het toenemend aantal ernstige ongelukken waar jonge fatbikegebruikers bij betrokken zijn. Ik lees over allerlei organisaties die aandringen op snelle regelgeving. En mijn eigen ‘Trouw’-e dagblad schrijft ook regelmatig kritische commentaren.

Zo’n fatbike is bepaald een prijzig dingetje dat je, lijkt mij, niet zomaar aan je kind cadeau doet. Kennelijk toch wel.

Ik vroeg dus hoe de Fietsersbond hier in staat. Zijn zij blij met de toenemende populariteit van de fatbike?

Ik kreeg een verhaal over wat de bond allemaal richting de verschillende overheden doet om het verkeer voor de fietser veiliger te maken. Indrukwekkend, dat best wel, maar niet helemaal wat ik bedoelde.

Ik vroeg of de bond niet alleen naar de overheid kijkt als instantie die bij gevaren moet ingrijpen, maar of de bond ook ouders (en wellicht eigen leden) aanspreekt met kinderen die een fatbike op het verlanglijstje voor hun verjaardag hebben staan.
Met andere woorden, heeft de Fietsbond niet alleen boodschap voor de overheid maar ook een boodschap aan de eigen achterban?

Ter vergelijking wees ik op de BOVAG, de brancheorganisatie van garagehouders. De BOVAG die de belangen van de leden behartigt maar ook weet dat het uiteindelijk de autobezitter is die koning is. En daarom bereid is om malafide garagehouders als lid te royeren en het bordje met de BOVAG-erkenning persoonlijk te komen verwijderen. Een goed voorbeeld van een bond die niet alleen lobbyist is bij de verschillende overheden maar heeft ook een taak richting de eigen leden.

De beller zou mijn zorgen meenemen en ‘gunde’ mij een maand tijd om me te verdiepen in de website van de Fietsersbond om te zien hoe men zich opstelt ten opzichte van fatbikes. Of de bond het lef heeft om ‘twee kanten’ op te kijken.

Een maand later werd ik opnieuw gebeld. Ik had intussen mijn huiswerk gedaan en de website ‘bestudeerd’. Opnieuw de vraag of ik donateur wilde worden.

(bron: Fietsersbond)

Bij lezing van de website had ik gemerkt dat er wel sprake is van een zekere kritisch houding ook naar leden/ouders, maar dan wel heel behoedzaam. Echt overtuigend vond ik het niet. Ik sprak opnieuw mijn zorgen uit; mijn gesprekspartner herkende mijn aarzelingen.

Vanuit een zekere sportiviteit stemde ik in met een maandelijks terugkerende donatie.

Intussen nam het publicitaire rumoer over de fatbike steeds verder toe. De druk op de overheid om nu toch echt snel met regelgeving te komen, werd door allerlei instanties opgevoerd (zoals, hoe ironisch, die fatbike zelf ook veelvuldig in opgevoerde toestand wordt gesignaleerd).

Twee weken later bezocht ik opnieuw de site van de Fietsersbond. Met veel genoegen las ik een op 18 juli verschenen interview met consumentenvoorlichter Kees Bakker van de Fietsersbond en dat was precies waar ik op hoopte.

(Dit blog verschijnt ook als column in de Nieuwbrief van de VOV in Voorschoten , septembernummer)

Share