Gewone dingen ongewoon maken waardoor er een nieuw licht op valt, er een nieuw perspectief wordt geopend. Of dat je moet glimlachen of aan het denken wordt gezet. Dat is wat kunstenaars vaak doen. Beter: dat is wat het effect kan zijn van een kunstwerk. Noem het confronteren op een ludieke, intrigerende of ontregelende manier.

Gewichtig maken

Tegenover dit ‘ongewoon maken’ wil ik ‘gewichtig maken’ stellen. ’Iets ongewoon maken’ is namelijk niet hetzelfde als ‘iets gewichtig maken’. Het zijn echt twee verschillende bewegingen, gedreven door verschillende intenties.

Als iets gewichtig wordt gemaakt, is er altijd iets aan de hand. Er is dan meer in het spel, een persoonlijk belang bijvoorbeeld, een bijbedoeling. Niet de zaak draagt zijn eigen gewicht, het verkrijgt dat door het toevoegen van een schijn van gewicht.

Raden van toezicht

Aan dit verschil moest ik denken toen ik onlangs weer allerlei artikelen las over ‘goed bestuur’, in het bijzonder over raden van toezicht. Die zijn er in de afgelopen paar decennia in alle sectoren van de maatschappij gekomen. In het onderwijs, de gezondheidszorg, de culturele wereld, noem maar op.

Hoe kijken we naar die nieuwe organen en hoe kijken participanten in die organen naar zichzelf? De ‘buitenwereld’ dicht hen belangrijke verantwoordelijkheden toe, misschien wel de belangrijkste binnen een organisatie. Als bestuurders de fout in gaan is niet de vraag hoe dat komt maar ‘waar was de raad van toezicht?’

Hoe kijken de toezichthouders naar zichzelf? Zien ze hun nieuwe rol als een voortzetting van wat voorheen door vrijwillige bestuurders gebeurde? Naast een betaalde baan een bijdrage leveren (meestal ‘om niet’) aan een maatschappelijke organisatie zoals een schoolbestuur, een museumbestuur of sportvereniging? Of beoordelen ze hun nieuwe verantwoordelijkheid als van een (gans) andere orde?

Bobo-gedrag

Als ik LinkedIn op dit punt volg, kan ik mij niet aan de indruk onttrekken dat er soms een beeld wordt gecreëerd waarin de rol van toezichthouder met steeds meer gewicht én gewichtigheid wordt omkleed. Het wordt zwaar gemaakt, met het toevoegen van nieuwe verantwoordelijkheden en taken, het schetsen van dilemma’s, biases en ongezegde dingen. Sommigen zijn het zelfs een ‘écht vak’ gaan noemen, inclusief opleiding en certificering, waarmee een ‘passende vergoeding’ op zijn plaats is. Dat lijkt de definitieve stap naar een zelfstandig beroep.

Bron: Pexels: Serafettin Unye

Met andere woorden, ik zie een heel spectrum van beelden voorbijkomen, variërend van pretentieloos vrijwilligerswerk tot gewichtig gemaakt bobo-gedrag. Het markeert dat de ontwikkeling van raden van toezicht nog niet volledig uitgekristalliseerd. Nieuwe situaties doen zich voor en nieuwe invloeden, zoals het binnendringen van Angelsaksisch denken in onze Rijnlandse structuren en praktijken.

Overigens, het zijn zeker niet alleen sommige toezichthouders die het oude jasje van het vrijwilligerswerk upgraden. Het zijn vooral anderen die frunniken aan dat nieuwe jasje, de kleermakers die er de kost mee verdienen.

Verademing

Wat een verademing is het dan om een boek te lezen over hoe raden van toezicht feitelijk werken, over wat er in hun concrete praktijk gebeurt en hoe ze daar vervolgens zelf naar kijken en op terugkijken. Hoe ze kunnen en willen leren van hun eigen ervaringen door daarop te reflecteren. Zelfstandig op eigen kracht, en soms door zich door een ander de spiegel te laten voor houden. Open staan voor verbeteringen en daar zelf vorm aan geven, passend bij hun eigen situatie.

Theo Stubbé is iemand, die vaak als buitenstaander mag meekijken en mag mee-reflecteren op het concrete handelen van en binnen raden van toezicht. Op hun zelforganisatie, hun zelfreinigend vermogen, op hun zekerheden en onzekerheden. Op hun gewone manier van doen dus. Om vervolgens dat heel gewone jasje weer lekker te laten zitten.

Stubbé mag zich recht van spreken aanmeten. Dat blijkt uit zijn nieuwe boek Handboek zelfevaluatie. Hij blikt daarin terug op 90 zelfevaluaties die hij als externe begeleider meemaakte in de jaren 2011 – 2024. Hij zat dus met zijn neus bovenop de ontwikkeling van governance in allerlei maatschappelijke sectoren en kon die daardoor heel goed volgen en duiden. Die brede ervaring heeft hij ‘omgezet’ in dit Handboek Zelfevaluatie. Een heel praktisch boek dat raden van toezicht de weg wijst in de wondere wereld van de zelfevaluatie. Compleet met stroom- en tijdschema.

Onopgesmukt

Wat me vooral aanspreekt is de onopgesmukte toon waarmee Stubbé schrijft en zijn heldere visie op de taken en verantwoordelijkheden van de toezichthouder. Bij hem geen toevoeging van gewichtigheid. Ik geef een voorbeeld. Zo signaleert hij de beweging om een vierde taak aan de traditionele drie toe te voegen: ambassadeurschap en netwerker. Stubbé is duidelijk: ‘ik ben er niet enthousiast over. (…) Vele toezichthouders vinden, vanuit passie voor hun werk, dat het belangrijk is dat hun stem gehoord wordt. Ik noem dat een “zendende toezichthouder”. De passie van de toezichthouder is mooi, maar ondermijnt de rol en de positie van de bestuurder. Gelukkig begrijpen de meeste toezichthouders dat rolvast acteren als toezichthouder betekent dat zij vooral moeten luisteren en doorvragen in plaats van (verleid worden tot) antwoorden.’ Het is deze nuchtere blik die de stijl van Stubbé typeert en die me zeer aanspreekt.

Stubbé stelt dat de meeste toezichthouders zich er ‘gelukkig’ van bewust zijn hoe hun nieuwe jasje eruit moet zien. De kleermakers hebben daar weinig tot geen grip op. En met dit boek zet Stubbé hen ook nog eens in steviger in hun eigen, en tegelijkertijd bescheiden kracht.

Theo Stubbé, Handboek Zelfevaluatie. Voor toezichthouders bij maatschappelijke ondernemingen. Bookmundo mei 2025. Te bestellen:

https://publishnl.bookmundo.com/site/?r=userwebsite/index&id=bestuurderscentrum.nl/bookdetails/408013

Share