Wandelen kan meer zijn dan ‘een rondje lopen’
Als COVID ons ondanks alle ellende iets goeds gebracht heeft, dan is het misschien dat ‘we’ massaal zijn gaan wandelen. Het was een van de weinige activiteiten die je, mits op een meter afstand, met anderen kon doen. Dus zag je horden wandelaars op het strand en in de bossen. Dat is kennelijk bevallen. Als ik ook nu nog ’s avonds een rondje maak, dan ben ik bepaald niet alleen op straat. Lekker bewegen, eventueel bijpraten met iemand,… Zeker, maar wandelen is ook verrassend te maken. Dat laat Alexandra Horowitz ons zien in haar boek Met andere ogen. Manieren om meer waar te nemen.

Horowitz woont in New York en heeft een hond. Daar loopt ze dagelijkse rondjes mee. Haar rondjes, zo bedacht ze op een dag, zijn niet die van de hond. Als ze de hond de regie over de wandeling geeft, ziet die er opeens heel anders uit. De hond heeft andere interesses dan zijzelf. Het maakte een vertrouwde omgeving weer onbekend en oud weer nieuw.
Dat zette Horowitz aan het denken. Wat zou er gebeuren als ik ga lopen met iemand die andere dingen ziet, gewoon omdat hij of zij een andere manier van waarnemen heeft? Een manier die samenhangt met de leeftijd, het beroep, de hobby, de lichamelijke situatie? En zo ging ze op pad en maakte ze dertien wandelingen. Een in haar eentje, scherp registrerend wat ze zelf zag Vervolgens twaalf in gezelschap van anderen: een kind, een blinde, een arts, een bioloog gespecialiseerd in insecten, iemand die alles weet over belettering, een stedenbouwkundige, een geoloog, een theatergeluidsontwerper, afijn, een hele rij heel verschillende mensen. Het is boeiend om te lezen wat elk van die wandelingen Horowitz leert. En wat zij ons weer leert.
Over dat laatste, ik leerde allerlei interessante begrippen die ik nog niet kende. Zoals ‘kinetisch geheugen’: het geheugen dat in je spieren ligt opgeslagen. We hebben het allemaal. Daarom kunnen we zeggen: ‘als je eenmaal kunt zwemmen of fietsen, verleer je het nooit’.
‘Zoekbeeld’: als je op zoek naar iemand bent (man met hoed), dan heb je daar al een beeld van. Als dan de man die je zoekt afwijkt van dat beeld (geen hoed), dan merk je hem niet op.
Of ‘het cocktailpartyfenomeen’: je bent op een feestje, er is veel lawaai en toch pik je de woorden op die iemand zegt drie gesprekken van je vandaan.
Nog een laatste voorbeeld: ‘trottoirdansen’ (de voetgangershorlepiep’): als we met z’n allen op een drukke zaterdagmiddag door de Haarlemmerstraat in Leiden lopen, dan gebeurt hetzelfde als je een zwerm spreeuwen ziet doen. Ook wij bewegen mee en botsen vrijwel nooit op een ander. Ook met tegenliggers gaat dat gewoonlijk goed. Tot we iemand tegenkomen die op zijn mobiel zit te kijken. Die houdt zich dan niet aan de ongeschreven maar door ons feilloos toegepaste spelregels van het trottoirdansen.
Grappig, die deskundigen hebben ook zelf weer dingen die ze in hun aandacht voor de omgeving missen. Zo ging Horowits met een psychologe op pad die maar liefst drie keer langs een briefje van twintig dollar liep.
Met andere ogen is een heel interessant boek. Het leest nog lekker weg ook en maakt je bewust van de beperkingen van je persoonlijk waarneming. Want ja, Horowitz heeft wel gelijk, er is veel meer te zien dan je gewoon bent. Misschien iets om ook eens te doen? Met iemand gaan wandelen die met andere ogen naar de omgeving kijkt? Het een keer niet hebben over je werk of je familie, maar over wat de ander en jijzelf opmerken in de omgeving?
Alexandra Horowitz, Manieren om meer waar te nemen. Vertaald door Miebeth van Horn. Amsterdam: Uitgeverij Balans, 2013.
(Dit blog verschijnt gelijktijdig in de Nieuwsbrief van de VOV te Voorschoten)