Je zou haast gaan geloven dat psychiaters de helden zijn van deze tijd. Zo populair zijn ze. Dirk de Wachter, Paul Verhaeghe, Damiaan Denys, Jim van Os, Esther van Fenema – namen van psychiaters die frequent geïnterviewd worden Ze steken hun mening over de situatie van de mens niet onder stoelen of banken. Zo ook in hun publicaties.
In dit artikel sta ik stil bij het boekje Wijsheid van Paul Verhaeghe dat dit jaar verscheen. Een aantrekkelijk leesbaar werkje, maar dekt de vlag de lading wel? Of beter: is dit echt alles wat Verhaeghe weet te vertellen over ‘wijsheid’?

Paul Verhaeghe bouwde een interessant, veelzijdig en veelgelezen oeuvre op rond actuele thema’s. Een soort one issue-boeken. Denk maar aan Identiteit, Autoriteit, Intimiteit, Onbehagen en Normaliteit.
Nog niet lang geleden verscheen er een nieuw boek, Wijsheid, dat de wereld achter deze afzonderlijke issues wil open leggen. Het boek speelt in op veelgestelde vragen als ‘wat is waarheid?’, ‘wat kan en mag ik aannemen als zekere kennis?’, ‘wie of wat kan ik (nog) vertrouwen?’. Er is zoveel desinformatie beschikbaar dat je haast door de bomen het ware bos niet meer ziet.
Wat Verhaeghe in Wijsheid opnieuw doet en en wat hij ook heel goed kan, is ingewikkelde zaken op een bevattelijke manier duidelijk maken. Hoe werkt wetenschap bijvoorbeeld, hoe zeker zijn die resultaten? Welke plaats heeft wetenschappelijke kennis gekregen in de manier waarop we naar de werkelijkheid kijken en met die werkelijkheid (de natuur, de wereld) omgaan? Hebben we wetenschap en wijsheid gelijkgesteld?

Vanaf het moment dat de mens begon na te denken over zichzelf, over zijn herkomst en over het perspectief in het leven, merkte hij dat deze vagen in allerlei richtingen te beantwoorden waren. Godsdienst, filosofie, kunst, cultuur, ethiek en ook wetenschap zijn hiervan de concrete uitdrukking. Maar er is iets bijzonders gebeurd: de natuurwetenschap is het gesprek hierover gaan monopoliseren. Daardoor zij de echte levensvragen uit beeld geraakt of geslachtofferd aan het kapitalisme. Verhaeghe zegt het scherp: ‘Kunst werd investering, religie raakte geassocieerd met terrorisme en misbruik, ethiek hebben we uitbesteed aan commissies.’ (pag. 11).
Daardoor zijn we heel praktisch geworden (‘doen wat werkt’) en hebben we allerlei existentiële vragen geparkeerd. Met andere woorden, we hebben kennis en wijsheid van elkaar gescheiden met allerlei diepe crises als resultaat.
Hoe heeft dit zo kunnen gebeuren? Verhaeghe: kijk dan vooral eerst naar wie er aan de touwtjes trekken: waar ligt de macht. Om de vele crises echt op te lossen is een stevige machtsverschuiving nodig want met de huidige machtsverdelingen gaan we het niet redden.
Nogmaals, Verhaeghe laat op een heel leesbare en toegankelijke manier zien waar we vandaan komen, waar we hedentendage zijn beland en hoe dat zo gelopen is. Hij vertelt over twee dominante tradities in ons omgaan met kennis, met het weten van de dingen – tradities die eenvoudig zijn te herleiden tot Plato en Aristoteles. Beide tradities hebben hun verdienste maar kennen ook hun beperkingen, of beter: hun impliciete aannames en vooronderstellingen.
Verhaeghe bespreekt in grote lijnen de geschiedenis van de kennis- en wetenschapsleer. Soms zijn die lijnen te groot uitgevallen, want wat hij over de kennisleer van Kant schrijft is zo grofmazig dat het niet meer klopt. Zo rekent hij ‘tijd’ en ‘ruimte’ tot de bekende Kantiaanse categorieën terwijl deze twee dat juist niet zijn; ze gaan aan de categorieën vooraf, het zijn zogenoemde Anschauungsformen. (Als dit al een fout is, dan ben ik altijd bang dat er meer in het boek zitten, die ik wellicht niet opmerk).

Na via allerlei invalshoeken te hebben laten zien dat onze waarneming selectief is, dat kennis in de werkelijkheid berust maar ook ‘gemaakt’ wordt, keert Verhaeghe terug naar de vraag naar wijsheid: wat moeten we ons daarbij voorstellen?
De antwoorden die we eeuwenlang gaven op onze existentieel onzekerheden voldoen niet meer: de oer- en oorsprongsmythen, de religieuze verhalen hebben hun zeggingskracht verloren. De wereld is immers onttoverd! Wetenschappelijke inzichten hebben die grotendeels of geheel onderuit gehaald.
Verhaeghe gelooft in de rol van de wetenschap, ook als het gaat om het keren van de crises waar we allemaal mee te maken hebben. Maar dan is er wel iets heel belangrijks nodig: met wetenschap alleen komen we er niet, we hebben de ethiek hard nodig om onze plaats in de wereld op een andere manier te realiseren zodat die wereld niet gedoemd is ten onder te gaan.
Er is grote behoefte aan wijsheid. Maar wijsheid kan alleen ‘dienst doen’ als we daar ruimte voor inrichten. En die ruimte is er nu niet want de pluche zetel van de macht wordt met een brede kont gevuld door het kapitalisme dat slechts een oogmerk heeft: winstmaximalisatie.
Verhaeghe gelooft wel in de constructieve bijdrage van de wetenschap in pogingen om te ontsnappen aan de crises, maar dan is er wel eerst een verschuiving van de macht nodig, zodat er een nieuwe macht komt ‘die haar keuzes oplegt’. En mogen dat dan de goede keuzes zijn!
Tot zover de globale lijn in Wijsheid.
Mijn persoonlijke leeservaring hierbij (voorzover al niet in het voorgaande geïmpliceerd):
– Verhaeghe schrijft aantrekkelijk, is leerzaam en verhelderend en zijn betoog is behartenswaardig. Hij slaat een spijker op de kop. Maar voorziet die ene spijker ook in voldoende stevigheid?
– Twijfels kwamen al snel op toen ik begon te lezen. Steeds drong zich de vraag op: beziet Verhaeghe het belang van wijsheid alleen in referentie tot wetenschap, in het bijzonder natuurwetenschap? Het lijkt er alleszins op dat hij wijsheid verengd tot wetenschapsethiek. Doet dat de brede betekenis van wijsheid niet tekort?
– Ik weet niet of de geleidelijke verschoolsing van het academisch onderwijs hier verandering in heeft gebracht, maar er was een tijd dat iedere academicus op z’n minst iets mee kreeg van wetenschapsfilosofie. Hij of zij leerde nadenken over wat kennis is, hoe filosofen steeds kennis geduid hebben, wat de verdiensten maar ook de begrenzingen zijn van wetenschappelijke kennis (simpel: wat vertellen statistieken je wel en wat vertellen ze je vooral niet?). Hoe je met kennis omgaat vloeit niet voort uit die kennis zelf maar uit waarden en normen, uit achter- of onderliggende keuzeprocessen en die zijn waardengeladen. Met andere woorden, het getuigt van wijsheid als wetenschapsethiek een standaard onderdeel van de academische opleiding is of wordt gemaakt en gewoon tot het ambacht van de wetenschapper behoort.
– Verhaeghe heeft het over ‘existentiële vragen’, formuleert die ook wel op het individuele niveau (‘waar kom ik vandaan?’, ‘waar ga ik heb?’) maar slechts summier en toch vooral in universele zin. Hij doet niet echt iets met deze grote vragen die vaak ook aangeduid worden als typische zingevingsvragen. De grote maatschappelijke en ecologische crises en ‘dé plaats’ van ‘dé mens’ in het geheel van de wereld als samenleving en de aarde als de planeet waar dat gebeurt, hebben meer zijn aandacht.
– Concrete levensvragen, vragen naar de zin van het bestaan, de interesse die er tegenwoordig is voor de zogenoemde levenskunst, de aandacht voor het Stoïcijnse denken bijvoorbeeld, zijn bij hem niet in beeld. De aandacht die praktische filosofie tegenwoordig krijgt in allerlei publieke fora en media verwijst toch ook naar een grote zucht naar wijsheid? Ook stoort het me dat hij doet alsof de religie voorbij is terwijl er echt miljoenen mensen zijn die daar hij ‘heil’ (heelheid) en levenswijsheid ervaren. Dit kun je toch niet negeren?
Inderdaad, de vlag dekt de lading niet.
Paul Verhaeghe, Wijsheid. Amsterdam: De Bezige Bij, 2025. Het boek is te koop in uw lokale boekhandel en bij managementboek.nl