Op 14 november 2024 vond de boekpresentatie plaats van Over wat je niet las en de overhandiging van het eerste exemplaar aan de voorzitter van de VTOI, Yvonne Leenen.
Hier mijn praatje bij die gelegenheid.
“Er is weinig poëtisch te ontdekken in ‘goed onderwijsbestuur’. Sterker nog, poëzie en governance lijken zelfs tot het uiterste van elkaar verwijderd. Want ga maar na.
Poëzie ontleent haar kracht aan de vaardigheid van de dichter om, geïnspireerd door zijn muze, met een minimum aan woorden en met rijke beelden een veelheid aan interpretaties bij de lezer op te roepen. De lezer heeft een grote mate van vrijheid om die ‘codetaal’ op eigen wijze te ontcijferen en zo het gedicht binnen te treden, zich intussen lavend aan de schoonheid van de taal.

Hoe anders in goed bestuur!
Daar is transparantie een basiseis. Daar mag niets verborgen blijven. Alles moet kloppen volgens de voorgeschreven regels en in het beste geval ook volgens de heersende morele normen. Risico’s moeten worden beheerst, het toeval uitgesloten, handelingspatronen geprotocolleerd, voorgeschreven documenten op orde, processen gemonitord, en prestaties geprognosticeerd.
Afijn het verschil tussen poëzie en goed bestuur is duidelijk.
En toch.
Laat ik niet in de valkuil vallen van de polarisatie, van het creëren van onoverbrugbare tegenstellingen tussen poëzie en goed bestuur. Daarom wil ik me maar niet overgeven aan een al te romantisch beeld van poëzie en de zwoegende dichter.
En evenmin wil ik me blindstaren op de veronderstelde verbetering van goed onderwijsbestuur in Nederland als resultaat van strakke sectorale afspraken en van de quasi maatschappelijke eis tot het voeren van ‘een dialoog’ met stakeholders en andere veronderstelde ‘morele eigenaren’.
Ja, ja, we houden met elkaar veel ficties in stand. Dat is op zich niet erg, sterker, het kan vaak moeilijk anders. Het is wat het is. We moeten die ficties alleen niet al te serieus nemen. We moeten niet overdrijven, niet doorslaan.
Daarom.
Zou het niet mooi zijn als juist raden van toezicht en bestuurders zich bewust zijn van die ficties, door het spel mee te spelen in de volle wetenschap dat het even niet anders is? In de volle wetenschap ook dat de echte wereld zich buiten dat spel in volle hevigheid voltrekt? Wetend dat van leerkrachten en docenten en soms ook van bestuurders en toezichthouders, het uiterste van hun kunnen wordt gevergd?
Zou het niet mooi zijn als juist raden van toezicht en bestuurders zichzelf niet verliezen in het jargon en de standaard beelden die de governance-discours omgeven? Dat raden van toezicht en bestuurders dat jargon in eigen kring vervangen door een taal die direct is afgeleid uit de opgaven waarvoor de scholen dag en nacht staan?
Zou het niet mooi zijn als raden van toezicht en bestuurders zelf het lichtend voorbeeld zijn van het open gesprek, de integere houding, van dienstbaarheid aan het belang van de stichting en haar scholen, kortom, als raden van toezicht en bestuurders in alle nederigheid een inspiratiebron zijn voor de scholen?
Zoals ik graag zeg: een vergadering van bestuur en raad van toezicht is ‘goed’ als de bestuurder na afloop aan zijn of haar partner zegt die avond niet te hebben willen missen.
Misschien, heel misschien helpt poëzie om een cultuur in dat contact tussen de raad van toezicht en het bestuur te creëren waarin allerlei verleidingen tot grootspraak, beteugeld worden.
Misschien helpen talige en visuele beelden, zoals in dit boekje, om de rauwe werkelijkheid van het onderwijs op de scholen het onderlinge gesprek binnen te leiden.
Misschien helpen de woorden en beelden uit dit boekje om met elkaar het gesprek te voeren juist Over wat men niet las.”
Over wat je niet las is een uitgave van Bureau de Bedoeling. Het boekje is te koop via de volgende link: