‘Hoe is het met je? Veel last van PHPD?’
‘???’
‘Van PHPD!’
‘Nooit van gehoord. Wat is dat?’
‘Je bent nog niet zo lang senior zeker?’
‘Nee, klopt.’
‘Ah!, Ik begrijp het. Nou, PHPD betekent: Pijntje Hier, Pijntje Daar. Zo noemen wij senioren dat. We hebben daar in gezelschap ook een afspraak over: we praten er nooit langer dan 10 minuten over. Anders wordt het zeuren. En wie heeft daar nou zin in?’
Herkenbaar?
Er is een oud gezegde voor: ‘ouderdom komt met gebreken’. Er is geen ontkomen aan. De een treft het beter dan de ander, maar toch. We krijgen er allemaal in meer of mindere mate mee te maken.

Mijn moeder zei altijd: zodra je voelt dat je een lijf hebt, is er iets aan de hand. Je merkt dan inderdaad dat je een lijf hebt. Maar er is meer: je hebt een lijf en je bent je lijf. Hebben en zijn, vaak een wereld van verschil. Hier toch niet?
Mijn moeder had gelijk: zodra je je gewaar wordt dat je een lichaam hebt, is er iets aan de hand. Kiespijn, een versleten knie, pijn in je rug, stijve nek,… Oud worden is een slijtageslag. Geen ontkomen aan. Hoewel – alle oproepen om ook als ouderen meer te bewegen zijn bedoeld om juist allerlei pijntjes te voorkomen.
Zo bezien lijkt het alsof ons lichaam bij het ouder worden alleen maar een last is waartoe we ‘veroordeeld’ zijn om die te dragen en waarmee we hebben te dealen. Toch doet dit tekort aan de betekenis van het lichaam voor ons bestaan. We hebben ons lichaam ook broodnodig om te kunnen leven.
Ga maar na. Ons lichaam is de plaats van onze zintuigen. Die zintuigen zijn een soort poort tussen de wereld om ons heen en de wereld binnen in ons. Door onze ogen kunnen we elk jaar opnieuw genieten van prachtige herfstkleuren en door onze oren kunnen we luisteren naar prachtige muziek. De binnenwereld geniet op tal van manieren van de buitenwereld.

Diezelfde zintuigen beschermen ons voor gevaar (voor verbranding bijvoorbeeld, een bananenschil op de stoep of twee ongelijke tegels).
Met onze ledematen zijn we in staat om voor onszelf te zorgen: om boodschappen te doen, eten te koken, ons te kleden. Met onze benen kunnen we ons verplaatsen, met onze handen zetten we de dingen naar onze hand.
Je hebt een lijf en je bent ook je lijf. Ga maar eens voor de spiegel staan. Wat je ziet ben je toch echt zelf, al is het in spiegelbeeld. Wat je in die spiegel ziet is ook wat anderen van je zien. Hoe je beweegt met je lichaam, hoe je kijkt, je uitstraling. Alleen al door wat je ziet van iemands lichaam, vorm je je een eerste oordeel. Ziet de ander er verzorgd uit of niet? Vrolijk kijkend of sikkeneurig? Goed bewegend of schuifelend achter de rollator – dit zijn allemaal voorbeelden van wat iemand kan vinden van de ander. ‘Zien’ is al heel snel ook ‘duiden’, ‘er betekenis aan geven’.
Het kan nog verder gaan. Misschien kijk je wel naar je zelf met de ogen waarmee anderen naar jou kijken en laat je je beïnvloeden door de blik van de ander op jouw lichaam.
Ons lijf, ons lichaam is deel van onze identiteit. Zowel in het hebben ervan als in het zijn ervan. Tegelijk geldt dat onze identiteit meer is dan dat. We hebben immers ook ons karakter dat zich uit in de manier waarop we met de dingen om ons heen omgaan. Zijn we geduldig of gehaast? Vriendelijk of vaak boos? Gastvrij of afwijzend? Belangstellend in de ander of op afstand?
(Dit blog verschijnt gelijktijdig als column in de Nieuwsbrief van de VOV te Voorschoten)