Nooit te oud om te leren

Ongeveer in dezelfde tijd dat mijn broertje werd geboren, bouwde mijn vader, geholpen door een buurjongen, een volière in onze achtertuin. Twee delen, een overdekt deel en een buitenstuk. In elk deel een boompje, aan de wanden hier en daar nestkastjes en de buitenkanten geheel afgezet met zogenoemd dubbeltjesgaas.

Kwartels

Er kwamen kanaries, zebravinken, diamantduifjes, een Japanse nachtegaal (waarvan mijn moeder beweerde dat als die riep er snel regen zou volgen) en ook een paar kwarteltjes. Over die laatste wil ik het hebben.

Die kwarteltjes waren echt heel klein, bijna ronde bolletjes zoals een rond broodje. Ze vlogen niet, ze scharrelden wat rond over de grond zoals, zeg maar: kippen. Het meest bijzonder waren hun eitjes, of beter: de kuikentjes die daar uitkwamen. Zó klein! En nu komt het: ze waren helemaal af (op hun veertjes na). Ze liepen parmantig onmiddellijk rond, dronken zelf uit een schoteltje water (verdronken daar bijna in) en pikten minizaadjes en meel op met dat piepkleine snaveltje dat ze hadden. Ze waren onderzoekend ook en liepen zo maar door het dubbeltjesgaas naar buiten, de wijde wereld in.

‘Best lief’

Nee, dan mijn broertje. Natuurlijk was hij ‘best lief’ – als hij maar niet huilde. Hij poepte de ene luier na de andere vol, zette een stem op als hij honger had, vroeg veel tijd en aandacht en, nou ja, hij kon gewoon niets zelf. Nog niets, moet ik zeggen, want alles moest eerst geleerd. Weinig gaat vanzelf, het leven is van baby-af aan een permanent leren. (Soms lijkt het dat de kinderen van nu sneller kunnen fietsen dan wij vroeger, maar ik kan me vergissen).

Die ervaringen van toen, met die kwarteltjes en mijn broertje, staan voor hoe wij mensen ons verhouden tot het dier. Trekvogels vertrekken zonder aarzelen op het juiste moment naar hun verre bestemming, wij activeren eerst Google-maps als we naar een onbekend adres moeten.. Wij verbouwen groenten en granen, houden dieren en anticiperen zo op wat we in de toekomst nodig denken te hebben; dieren reageren veel directer op hun behoeften en omgeving. Ze doen het onmiddellijk goed (of fout) en hebben daarin geen of weinig keuze. Anders dan het dier staat de mens ‘open naar de wereld’.

Af zijn

Als kind en puber dacht ik lang dat mijn ouders af waren. Dat ze wisten hoe het moest, ‘leven’. Later realiseerde ik me dat dat natuurlijk niet zo is. Hierin werd ik meegenomen door mijn moeder die bij het ouder worden regelmatig meedeelde dat ze ‘nog steeds moest leren’. De dingen om je heen veranderen en jij moet mee. Je bent nooit klaar. Ze zei het op momenten dat het haar niet meeviel.

Nu ik haar leeftijd van toen bereik, begin ik dat te herkennen. De digitalisering van de wereld stelt me soms voor raadsels. Ondernemingen doen het voorkomen dat ik het als digitale klant een stuk gemakkelijker krijg en altijd overzicht houdt over mijn zaakjes. Raar dat je dat dan zelf veel minder zo ervaart.

Blijven leren

Je moet dus blijven leren. Er is geen ontkomen aan. We hebben ons hele leven voortdurend moeten leren hoe we moeten leven. Nu moeten we, volgens deskundigen, ook nog leren om dood te gaan.

Zover ben ik mentaal nog niet. Binnenkort start de vierde serie colleges Hoger Onderwijs voor Ouderen (HOVO) die ik aan de VU ga volgen. En mijn lief start als beginner aan de bridgecursus van de VOV. Dat moet niet, dat willen we. Er is een moeten en er is een willen. Zolang dat ‘willen’ het ‘moeten’ in toom weet te houden, houden we de lol erin.

(Dit blog verschijnt gelijktijdig als column in de Nieuwsbrief van de VOV, Voorschoten)

Share