‘Leven in de tussentijd’ – het zou de titel kunnen zijn van een stevige cultuurfilosofische doordenking van onze tijd – een analyse van de eerste twee decennia van de 21ste eeuw waarin zo ontzettend veel is veranderd en door verandert en dat zonder afgeronde en breed geaccepteerde beelden over de toekomst waarnaar we met elkaar op weg zijn. Een heldere toekomst ligt verder weg dan ooit, zou je zeggen maar dat lijkt me overdreven.

Toekomst is altijd onvoorspelbaar geweest en voldeed ook in de praktijk zelden aan parmantige toekomstscenario’s. Wat dat betreft is er niet zozeer een verschil tussen perioden als het gaat om de voorspelbaarheid van toekomst (die toch ongewis is) als wel in (noem het) het geestelijk klimaat. Ik denk daarbij aan de samenbindende kracht van dominante, gedeelde waarden als vertrouwen, solidariteit, hoop, vooruitgangsgeloof,… Toen mijn ouders jonger waren dan ik nu, hoorde ik mijn vader vaak zeggen dat ‘de regering het niet gemakkelijk heeft’. Hij doelde niet zozeer op WIJ-LAURA-VAN-DOLRON-618x800partijpolitieke verschillen als wel op de onzekerheid die eigen is aan belangrijke beslissingen over gewenste toekomsten. Zoals Machiavelli al schreef: mensen die iets willen veranderen hebben te maken met twee soorten tegenstand. Tegenstand van hen die menen dat ze iets te verliezen hebben in de nieuwe situatie en tegenstand van hen die pas in het nieuwe geloven als het er is. Neemt niet weg dat mijn ouders zich inzetten voor een toekomst waarin het voor ons als hun kinderen beter zou zijn dan voor hen. Zij geloofden in het belang van goed en langdurig onderwijs en hadden daar veel voor over. Dat soort toekomstverwachtingen bedoel ik – daar merk ik tegenwoordig veel minder van en dan denk ik niet aan vluchtelingen…. Onlangs las ik Wij van de stand-up filosofe Laura van Dolron die hier trefzekere opmerkingen over maakt.

Twee vormen van discipline

Neen, mijn betekenisgeving aan ‘leven in de tussentijd’ is veel bescheidener en particulier. Zo noem ik namelijk de periode waarin ik op dit moment leef. Een periode van drie maanden die valt tussen de datum van mijn pensionering als adviseur bij B&T en het begin van een nieuw leven, dat van promovendus in spé. Dat laatste klinkt wat tautologisch en leg ik straks uit. Een overgangsperiode waarin ik, zo bedacht ik me, een wisseling aanbreng in de discipline Disciplinevoorkant_juni_2014die mij leidt. Door het boek van filosofe Marli Huijer over discipline heb ik geleerd dat er aan discipline niet alleen ergerniswekkende kantjes zitten maar ook nuttige. Ik doel nu dus op de (in mijn beeld) nuttige dimensies van discipline.

In de overgangsperiode van een maand of drie neem ik afscheid van een heel gestructureerd en doelgericht leven dat heel veel extern aangedreven discipline kende. Ik denk aan het verschil tussen werkdagen en weekenden (ik probeerde dat verschil er echt in te houden, in tegenstelling tot wat ik meende een groot aantal collega’s te zien doen), aan de opdrachten van bestuurders en toezichthouders in het onderwijs, aan studiedagen en bureaudagen met collega’s onderling, aan de wekelijkse opdracht om ‘uren te schrijven’, aan de verplichte projectevaluaties, aan het jaarlijks gesprek over de prestaties in het achterliggende jaar, dat soort disciplinerende situaties dus. Allemaal voorbeelden waarvan inmiddels een paar decennia terug filosoof Hans Achterhuis in De markt van welzijn en geluk de achtergrond schetste. De beste houding om met deze situaties om te gaan vond ik die van het accepteren en het zelf initiatief nemen in de dingen die voor jou en mogelijk voor anderen van belang zijn. Voor het jaarlijkse beoordelingsgesprek met mijn leidinggevende maakte ik zelf een agenda. En meer in het algemeen volgde ik het devies: geef de regie over je arbeidzame bestaan niet uit handen maar houd die aan jezelf.

Ik waardeer de grote vrijheden die ik eigenlijk mijn hele loopbaan heb gekregen. Vrijheden om mezelf te ontwikkelen, om te ontdekken waar ik goed in ben, om mijn eigen sterkten in te mogen zetten. Ik ben daar mijn leidinggevenden zeer erkentelijk voor.  Ik heb weinig last gehad van ‘dwarsbomen van mijn professionele autonomie’ door allerlei administratieve gedoetjes. O ja, soms was er reden om daar moeilijk over te doen, maar waarom zou je. Tel je zegeningen en zeur niet zo.

Deze vorm van externe disciplinering laat ik dus achter me nu ik me voorbereid op een leven dat op een andere manier gestructureerd zal zijn: niet op basis van externe disciplinering maar op basis van zelfdiscipline. Zoals ik hier en daar al meldde heb ik het plan opgevat om nog een keer te promoveren, nu in de filosofie. Dat zou voor mij het ultieme zijn van wat ik zie als mijn mogelijkheden. Ik heb geen idee of het gaat lukken maar ik heb wel heel veel zin om daar een serieuze start mee te maken en te zien hoever ik kom. Ik kom hier straks op terug.

Leven in de tussentijd als reële ervaring

Ik wist van tevoren niet dat ‘leven in de tussentijd’ bestond en te ervaren was. Nu ik een maandje gaande ben, constateer ik het bestaan ervan en doe ik een poging te verwoorden hoe dat er uitziet.

Vooralsnog (?) is ‘leven in de tussentijd’ leven in een aangename leegte. Dat lijkt een tegenspraak misschien: een leegte die aangenaam is, maar is het voor mij niet. De leegte manifesteert zich in de ervaring dat er geen moeten is, niets hoeft, alles wat ik doe of wil doen, doe ik op mijn eigen tijd, zonder enige externe druk. Het moeten vervangen door het willen.

De leegte autosleutelsontstond eerst nadat ik eind juli op kantoor mijn laptop, mijn telefoon, autosleutels en toegangspasje inleverde en daar de deur achter me dicht trok. Weg e-mailaccount, weg groepsapp, weg collega’s, einde telefonische overlegjes. Een paar dagen heerste het gevoel van losgekoppeld te zijn en dat was ook zo. Ik was niet langer verbonden – letterlijk en figuurlijk. Duidelijker kon de boodschap niet zijn.

Daarna was er toch ook het afvallen van een zekere druk: de druk om de vakliteratuur bij te houden, nieuwtjes uit het werkveld te verwerken, namen van personen te onthouden, to do lijstjes maken, linkjes naar artikelen op te slaan – dat hoeft allemaal niet meer.

We zijn, zoals elk jaar, voor de hele maand augustus op onze vakantiewoning in Flevoland, kregen kleinkinderen te logeren en deden zo nog het een en ander. Medio de maand gingen we voor een weekend naar ons vaste retraiteadres, het Clarissenklooster in Megen. Op weg daarnaar toe constateerde ik dat ik nog niet eerder zo mentaal leeg die kant op ging. Altijd was er wel iets dat me bezighield en me aanzette tot het schenken van gerichte aandacht. En nu was er niets, helemaal niets. Een leeg hoofd. Het stelde me in staat om het boek Heilige onrust van Frits de Lange te lezen en daarop te reflecteren (zie blog). De Clarissengemeenschap is ons vertrouwd en biedt een heerlijke achtergrond voor studie en reflectie. Want dat is wat ik altijd doe als ik in het klooster ben. Naast het bijwonen en meebeleven van alle diensten (vijf op een dag) lees ik in meditatieve boeken en denk ik derksena en schrijf ik voor mezelf over passages die tot nadenken stemmen. Ik begrijp wel wat Wil Derkse in Een levensregel voor beginners zegt over de grote productie van veel Benedictijner (en ook andere) monniken: de structuur van de kloosterdagen in combinatie met mono-tasking (in tegenstelling tot multitasking) maken het mogelijk om je heel geconcentreerd aan je taak te wijden.

Het weekend erna zag er heel anders uit, heel tegengesteld zelfs. Het was het weekend van Lowlands, dit keer de 25ste editie, voor ons de veertiende (?). Omdat onze vakantiewoning schuin tegenover het Lowlands terrein ligt, is onze tuin een geliefde kampeerplek voor kinderen, neven en hun vrienden. Het levert een gezellig en levendig tafereel op. Dit jaar stonden er zes tentjes terwijl we binnensmuurs met zijn vieren waren; ook onze kampeerbus voorzag in twee slaapplekken. Lowlands, elk jaar weer een heerlijk festival. Interessant is dat de organisator ervan, Mojo, bewust bezig is om de programmering mee te laten evolueren met de muziekontwikkeling in Nederland in het algemeen die weer interfereert met de culturele diversiteit. Ik denk aan de toename van hiphop. Het publiek dat er is, reageert daar enthousiast op, maar of er nu ook ander publiek mee wordt aangetrokken? Ik weet het niet. Lowlands is nog een wit festival.

September zal een maand worden met van alles en nog wat: drie dagen naar kasteel Slangenburg (afscheidsgeschenk B&T), klussen, familiefeestjes,… Oktober wordt een maand waarin we er met de kampeerbus op uit hopen te gaan. We sluiten af met een weekend Dublin met het doel daar de marathon te lopen. Ik kom daar in een later blog graag nog op terug. Daarna begint de nieuwe periode.

Verborgen filosofie in de taal van de adviseur

Vele jaren adviseerde ik school- en algemeen directeuren, schoolbesturen en later ook toezichthouders over allerlei bestuurlijke zaken waaronder governance (‘goed bestuur’) en onderwijskwaliteit. Het bestuurlijke domein kent een reeks van woorden en begrippen die voor de gebruikers ervan wel duidelijk lijken maar die dat bij nader inzien veel minder zijn. Ik denk hierbij niet alleen aan allerlei vakjargon en juridische begrippen maar ook en vooral aan in taal weergegeven omslag-governance-1602.inddbeelden van de werkelijkheid. Denk aan beleidsplannen, liefst ‘strategisch’: ze gaan over een op papier gecreëerde, nog in de praktijk te realiseren werkelijkheid. Anders gezegd: de boogde werkelijkheid bestaat op dat moment alleen in taal (i.c. het beleidsplan) terwijl die taal zelf vaak weer in hoge mate metaforisch van aard is: het strategisch beleidsplan als een roadmap, als een spoorboekje, een verbeelding, een wenkend perspectief, een stip op de horizon (en dan moet je enthousiast worden voor iets wat je nooit gaat bereiken?),….. Het fascineert me dat taal dus werkelijkheid bedoelt te creëren die er nog niet is (vandaar ‘creëren’) en iedereen in beweging kan zetten. Bovendien, die beoogde werkelijkheid zal er altijd anders uit zien dan wie dan ook had bedacht bij het schrijven van het perspectief, om de simpele reden dat de woorden in hun metaforische werking bedoeld zijn te verwijzen naar iets wat zich nog niet in eigen woorden zeggen laat. Dit klinkt cryptisch maar is precies waar het me in filosofisch opzicht om te doen is.

Wat voor taal gebruikt de adviseur? Ik weet het uit eigen ervaring: metaforen, tegenstellingen, hyperbolen, parabolen, ‘van – naar’- simulaties, scenario’s, toekomstverkenningen (het woord is zelf 399px-Immanuel_Kant_(portrait)al een mooie combinatie van tijd en ruimte en dan moet ik onmiddellijk denken aan de Anschauungsformen uit de Kritik der reinen Vernunft (1781) van Immanuel Kant.) Veel retorische instrumenten dus (‘instrumenten’ – ook al een metafoor) die in het advieswerk verder beogen te reiken dan simpel stijlmiddel = opsmuk te zijn.

Ik realiseer me goed dat wat ik hier aangeef als de taal van de adviseur grote overeenkomsten heeft met de taal van de politicus of de theoloog en als dat zo is dan verdient dat mijn aandacht. Maar vooralsnog wil ik me concentreren op de verborgen filosofie in de taal van de adviseur. Al die taalmiddelen die ik noemde, worden in adviessituaties bedoeld om een nieuwe werkelijkheid te ontsluiten en interessant is voor mij: om wat voor werkelijkheid gaat het dan? En wie kan die vraag beantwoorden? Is het een vraag aan de ontologie, is het een vraag aan de taalfilosofie of is het een vraag aan de filosofische antropologie?  Ik vind dit heel fascinerende vragen en ik ben erg benieuwd welke antwoorden daar vanuit de filosofie op te geven zijn.

In mijn eerste verkenningen zie ik al grote verschillen. De continentale filosofie met namen als Derrida, Lacan en Ricoeur benadert dit soort vragen heel anders dan de Angelsaksische. Ik las lakoffonlangs de bekende studie van Lakoff en Johnson, Metafors we live by en die benaderen metaforen zó anders dan de eerdergenoemde namen. Eerlijk gezegd, ik heb niet zoveel met de Angelsaksische benadering, ik vind die steriel – maar dat is geen filosofisch argument…..

Vanaf november wil ik me systematisch met dit soort vragen bezighouden (al ben ik al begonnen met lezen). De winter en het voorjaar wil ik gebruiken om me breed in te lezen en een goede onderzoeksvraag te formuleren. Tegen de volgende zomer hoop ik een hoogleraar te interesseren die me zou willen begeleiden richting een promotie. Daarna begint het echte werk zou je kunnen zeggen, maar ik zie dat anders. Dat start voor mij in november. Ik zie ernaar uit en houd jullie graag via deze site op de hoogte.

Share